Supermarkten bestonden er vlak na de oorlog niet. Je had kruideniers, b.v. de Vana op het Krugerplein. Die had diverse producten in open houten bakken uitgestald zoals verschillende soorten bonen, suiker, zout en meelproducten. Koffiebonen kocht je los. Als je ze gemalen wilde hebben werden de bonen in een enorme koffiemolen gedaan en in een tijd van ja en nee had je gemalen koffie.
Naast de Vana had je drogisterij Westerveld waar het altijd zo schoon rook. De lekkerste drop verkochten ze daar: jujubes, salmiakdrop en dubbelzout. Heerlijk ! Ze hadden ook flessen op een schap staan met chemische producten zoals wasbenzine, ammoniak en aceton. Het leukste vond ik de grote ton met groene zeep. Als iemand dat wilde kopen werd er met een pollepel een schep uit de ton genomen en in een stuk grof papier verpakt. Voor “Het snoepje van de week” ging je naar de Gruyter in de Pretoriusstraat. Dat kon je voor 25 cent kopen als je voor een bepaald bedrag aan boodschappen besteedde. Ook had je in de Pretoriusstraat de kruidenierszaak van Wijnbergh.
Bij de kruidenier kocht je ook gas- en elektramunten. Als je was vergeten munten te kopen en je zonder gas of licht zat probeerde je bij de buren een munt te lenen. Met een oliestel kon je je wat koken betreft gelukkig nog altijd redden. In de elektrameter kon je ook voor een paar uur stroom een zilveren rijksdaalder gooien. Mensen van het G.E.B. haalden regelmatig de meters leeg en voorzagen het bakje daarna van een nieuw loodje als verzegeling. Sommige mensen probeerden door een magneet voor de wijzertjes van de klok te houden het stroom/gasverbruik te beïnvloeden. Of dat echt hielp weet ik niet.
-----------------------------------------
Voor verhaal nr. 5 uit deze serie ga naar:
De wekelijkse wasbeurt