In de jaren ’50 van de vorige eeuw kwam de melkboer nog aan de deur. In het midden van zijn kar zat een grote houten bak waar boter, kaas en eieren in zaten en buitenop stonden melkbussen met koperen kranen. Zomers legde men witte molton hoezen over de melkbussen om de boel fris te houden.
Bijna iedereen bezat een zogenaamde melkstomer voor de losse melk. Dat was goedkoper dan flessen melk. Die stonden op de kar in ijzeren kratten samen met andere melkprodukten. 12 Flessen per krat. Zo’n krat moet loeizwaar zijn geweest. Op de Oranje Vrijstaatkade had je de Sterovita melkfabriek. Als kind vond ik het leuk om te zien hoe de melkauto’s met bussen melk af en aan reden. De bussen werden op een soort rolbank gezet en gleden dan zo de fabriek binnen. Daar stonden dan werklui met een hamer het deksel eraf te rossen en de melk in een gat te kieperen voor verdere verwerking. Het was er altijd een herrie van jawelste.
De slagerijen werden bevoorraad in ongekoelde vrachtauto’s met zeildoek. Onder dat zeildoek hingen de bouten, vol met blauwe stempels. Op de plaats van bestemming stapte de chauffeur, gekleed in een bloederige witte jas met capuchon, uit, liep naar het vrachtgedeelte en deed de capuchon over zijn hoofd. Dan opende hij het zeildoek en met een vleeshaak trok hij het stuk vlees naar zich toe en gooide dat over zijn schouder. Zo bracht hij het naar binnen. In de slagerij bleef het vlees soms nog een tijdje ongekoeld hangen. Als je geen elektrische koeling had gebruikte je staven ijs van ongeveer een meter lang en dertig bij dertig cm dik. Die kocht je bij een ijsmakersbedrijf. Ook banketbakkers e.d. maakten daarvan gebruik.
-------------------------
Voor verhaal nr. 4 uit deze serie ga naar:
Het Snoepje van de Week