Aan het eind van de oorlog was vrijwel alles schaars. Zo was er bijna niets meer te roken. Voor mijn grootvader, een fervent sigarenroker, was dat heel vervelend. Hij had echter op een gegeven moment een partijtje tabaksstelen op de kop getikt. Het blad was er dan wel tussen uit maar de stelen waren er nog. Om toch nog wat te roken te hebben, moesten de stelen worden geplet en in kleine stukjes worden geknipt om te kunnen roken. De aldus verkregen tabak kon in een pijp worden gerookt. Er waren heel wat stelen, er moest dus heel wat werk worden verricht. Mijn grootvader had een kleine wals op de kop getikt, zoiets waarmee je platte pasta maakt. Ik mocht de stelen doorvoeren, de rol wat strakker zetten en opnieuw doorvoeren.
Mijn grootvader die aannemer was, had de gewoonte op alle prijsafspraken uit te rekenen en te noteren op de achterkant van sigarendoosjes. Het is best mogelijk dat er ook wel officiële facturen waren, maar voor mij als kleine jongen waren de sigarenkistjes ‘de boekhouding’.
Die sigarenkistjes lagen allemaal opgestapeld in de kelder (van de woning aan de Middenweg 115). Ze mochten beslist niet worden weggegooid. Voor mij was die kelder een geheimzinnige plek. Ik was er dan ook regelmatig te vinden. In het begin van 1945 was ik weer eens in de kelder toen ik bij het doorzoeken van de lege doosjes een doos vond die niet helemaal leeg was. In deze doos zaten twee nog volle sigarettenpakjes. Mijn vondst werd met groot gejuich ontvangen.
In de kelder lagen ook spullen uit het vakantiehuisje, meer een bouwkeet, van mijn grootouders. Tussen deze spullen heb ik nog eens een sigarendoos met een revolver, met munitie, gevonden. Mijn grootvader gebruikte die om op oude kopjes te schieten, als vermaak.
Roken in de oorlog
Ik mocht de stelen doorvoeren, de rol wat strakker zetten en opnieuw doorvoeren.
2330 keer bekeken