In 1941 en 1942 waren de Engelsen begonnen met het bombarderen van Duitse steden en industrieën. Voor een belangrijk deel lag hun vluchtroute over Nederland. Het gevolg was dat er op meerdere plaatsen in het land luchtdoelgeschut werd opgesteld. Dat was ook het geval bij ons in de Watergraafsmeer. Op een groot opgespoten terrein, tussen ruwweg de Emmakerk, de Pasteurstraat en de Middenweg, kwamen enkele zware luchtdoelbatterijen te staan. Elke batterij bestond uit vier kanonnen.
Het lawaai van die kanonnen betekende voor de bewoners van De Meer veel half doorwaakte nachten. Zowel op de heen- als op de terugweg werden de vliegtuigen intensief beschoten. Op den duur wende je wel aan dat lawaai en sliep je er meestal doorheen. Als je echt niet kon slapen, kon altijd nog een boek lezen. Dat was dan wel voordat de elektriciteit ‘op rantsoen’ ging.
De dag na het schieten was het devies: scherven zoeken: grote en kleine. De ingang van het terrein was aan de Van ’t Hofflaan. De geschutsbemanning werd regelmatig afgelost. Gedurende de aflossing waren er hooguit nog wat bewakers. Maar er waren momenten dat er helemaal niemand was.
Geïnteresseerde snotjongens als we waren, hadden wij dit al snel door en op een bepaald moment zijn we onder het hek door gekropen. Onze overmoed werd beloond want al vrij snel vonden we vele honderden lege koperen hulzen van de afgeschoten granaten. Elk van ons nam één of twee hulzen mee. Elke huls zal toch gauw zo’n 30 cm zijn geweest. Na ze enige tijd verstopt te hebben liet ik trots ‘mijn buit’ zien. Onze ouders waren niet ingenomen met ons initiatief, we moesten de hulzen gaan terugbrengen.
Die batterijen hebben er niet zo heel lang gestaan. Toen het voor de Duitsers slechter ging met de oorlog, werden de batterijen teruggetrokken en was het terrein weer verlaten.
Het afweergeschut.
De dag na het schieten was het devies: scherven zoeken: grote en kleine.
2618 keer bekeken