Kort na 1933 betrokken mijn ouders een woning aan de Bunsenstraat. Het blok huizen behoorde toe aan mijn grootvader, die aannemer was en zelf aan de Middenweg woonde. Het was laagbouw, met grote tuinen, in een mooie nieuwe buurt. Ik groeide er op te midden van andere kinderrijke gezinnen in een doodlopende, redelijk brede straat waarin pas na de Tweede Wereldoorlog de eerste auto’s verschenen.
Ik bezocht eerst de kleuterschool aan het Galileïplantsoen en daarna de Van der Waalsschool in de Copernicusstraat. Veel scholen werden in de oorlog gevorderd voor het inkwartieren van Duitse soldaten, of kwamen stil te liggen door gebrek aan kolen. Ook onze school moest elders worden ondergebracht. We kregen onder meer les in de Indische Buurt. Aan het einde van de oorlog zag ik mijn school weer terug als gaarkeuken: die was in de gymnastiekzaal gevestigd.
Het uitbreken van de oorlog in Mei 1940 herinner ik me nog als de dag van gisteren. Op een mooie ochtend werden we vroeg gewekt door afweergeschut. Op straat stonden mensen met elkaar te praten, er kwamen vliegtuigen laag over, je hoorde het gedreun van bombardementen uit de richting van Schiphol. Bij onze bovenburen zat een luik in het dak en door dit gat klommen buren het dak op om maar niets te missen. Levensgevaarlijk, maar de mensen hadden toen nog geen besef van het grote gevaar. De hele dag stond de radio aan. Het waren zenuwachtige dagen voor de volwassenen, maar als kind ervaar je dat anders. Zo herinner ik me niets van de intocht van de Duitse militairen, maar weet ik nog wel hoe grote jongens enkele weken later van de brug afdoken in het water van de Weespertrekvaart aan het eind van de Middenweg. Nederlandse militairen hadden daar na de capitulatie wapens en munitie in het water gegooid. Of ze wat opgedoken hebben, is mij nooit duidelijk geworden.