Ik liep dwars door z’n bed heen.
Et il pleuvait sur son lit: leegte
regende het, op de vloer zag ik
alleen vierpootse herinnering. Er
hing ‘n portret dat Witsen maakte
van z’n vrouw die later stierf op
kranten als oud nieuws, en het
bestond er niet. In de huiskamer
ernaast glimlachte Hein Boeken
voor één keer een gedicht, en het
rijmde niet. Met zoveel vergaan
was m’n bestaan vervuld, dat ik
in geen poëzie nog voelen kon,
ik bracht geen regel meer in de
schaduwen op het zo donkere
behang, zo uitgesproken sliep
Paul Verlaine niet en niet (ik
liep dwars door z’n bed heen:
het stond niet daar, en het stond
volop als een symbool). Want wie
verleden ziet, maar het niet kan
bestaan, kent de nieuwgespelde
woorden niet. Het huis staat om
me heen met alle deuren stil,
en taal vergeet zichzelf
en zwijgt.
Het huis staat om me heen met alle deuren stil
Gedicht van Karel Grazell over Paul Verlaine in het Willem Witsen huis
110 keer bekeken