Het buurjongetje kwam uit een groot, gereformeerd gezin. Op zondag mochten die kinderen niet op straat spelen, maar moesten op het kleine plaatsje achter blijven. Op een snikhete zomerdag kon de vader van Tonny het niet langer aanzien, hij vroeg de buurman "wat maakt het De Lieve Heer nou uit of de kinderen voor of achter het huis spelen ? ". Sindsdien mochten de kinderen op zondag buiten spelen. De straat was natuurlijk veel interessanter, daar kwam b.v de koperpoetser langs, een man die regelmatig de deurbel,klopper en brievenbus kwam poetsen van mensen die daarvoor betaalden. En er was de straatfotograaf die met een gek auto'tje langs reed, tegen betaling fotografeerde hij kinderen in dat karretje. Op de hoek van de straat zat schoenmaker van der Laan, die nooit ouder leek te worden. Tonny kan zich niet herinneren dat haar moeder ooit zelf boodschappen deed, er ging altijd wel een van de kinderen. Zelf deed ze graag boodschappen bij een winkel op de hoek van de Kepplerstraat en het Galileïplantsoen, waar ze ook snoep verkochten. Als je daar tijdens lunchtijd kwam, wist je dat het heel lang duurde voor de winkelier naar voren kwam en dan kon je ongestraft wat pindarotsjes pikken uit de mand die daar stond.
Vanaf dat ze ongeveer 7 jaar oud was, mocht Tonny mee doen aan Luilak. "Je moest wachten tot het licht werd, 4 uur ongeveer en dan mochten we de straat op met het groepje waarmee je had afgesproken. En dan maar lawaai maken, met een wekker of een blikje aan een touw, maar vooral schreeuwen tot je schor was. We gingen natuurlijk bij voorkeur langs bij mensen die kwaad werden, wisten wij veel van kwetsbare of zieke mensen. En dan na afloop luilak bollen halen bij de bakkerij op de hoek van de Copernicusstraat en de Laplacestraat, het waren kleine, warme , zachte bolletjes, die je zelf van elkaar afscheurde. Heerlijk !"
lees ook Aan het werk