Ik lag in mijn opklapbed en voelde over mijn hele lichaam kippenvel, want plotseling zag ik boven mijn hoofd een groot donker gat en dat gat had er nooit gezeten! Wat had dit te betekenen? Was er iemand in mijn zolderkamertje geweest om een gat in het plafond te zagen? Zat er daarboven een enge kerel naar mij te loeren?
Toen mijn ogen gewend waren aan de donkere ruimte, keek ik tegen de binnenkant van het pannendak aan. Ik hoorde geritsel en zag vogelnesten of overblijfselen daarvan en ik wist zeker dat er muizen zouden zitten. Ik wist niet waar ik banger voor moest zijn, voor de muizen of voor die enge kerel.
Omdat ons huis in de Baweanstraat maar twee slaapkamers had en ik te groot werd om met twee broers op een kamer te slapen, had mijn moeder een zolderkamertje voor me gehuurd bij mevrouw De Hooijer, de buurvrouw van twee hoog. Mevrouw De Hooijer was van Duitse origine en woonde boven ons zo lang ik me kon herinneren. Ze was getrouwd met een machinist op de Rijnvaart, die zelden thuis was. Vaak had ze gasten in huis, schipperskinderen, meestal meisjes, waarmee ik speelde. Er is zelfs een meisje, Maria Groen, vanuit haar huis getrouwd. Bij de woningnood van toen was dat heel normaal.
Natuurlijk durfde ik geen oog dicht te doen met dat gat boven mijn hoofd, ik rustte niet voordat mijn vader het had gerepareerd. Maar hoe het er ineens was gekomen? Het had die dag gestormd, terwijl ik het raam had laten openstaan. Door een windvlaag was het verborgen luik als het ware omhoog getild. Er hadden daar in de oorlog drie mannen verborgen gezeten, die hun eten (als het er was) en drinken door het luik kregen. Bij een razzia zouden ze over het dak kunnen wegvluchten. Het was heel knap gemaakt, want hoe vaak had ik niet naar het plafond liggen staren zonder ook maar iets van een luik te ontdekken...
Eén ding staat vast: mevrouw De Hooijer deugde!
lees ook : Een slagerij in de slaapkamer