Mijn vader heette Mozes Kolm. Kolm is trouwens een familienaam die niet zo veel voorkomt. Wel in iets andere versies als ‘Van Kollem’ of ‘Collem’. Over mijn vader zei mijn moeder: “Mijn man is Mozes, de zoon van Mo-vijf”. Zo namen ze elkaar vroeger een beetje in de maling. Overigens werd mijn vader vroeger voornamelijk Mo genoemd. Zijn naam werd veel in moppen gebruikt, dat zal allemaal wel goed en erg leuk zijn, maar toch vervelend als je die naam draagt.
Mijn vader kwam uit een familie die woonachtig was aan de Amstel, vlakbij de Blauwbrug, op de hoek van de Amstelstraat. Zij hadden, als kind vond ik dat iets moois, een balkon met pilaartjes, net als die van de Blauwbrug. Nu is er een ander balkon voor in de plaats gekomen.
Onder de familie woonde een familie Spigt of Spicht. Mijnheer Spigt was van beroep chocolademaker (bonbons en andere heerlijkheden). Ik ken die familie omdat zij later ook in de Transvaalstraat kwamen wonen, in een benedenhuis. In de voorkamer hadden zij een soort platte vitrinekasten. Je kon dan aanwijzen welke chocolaatjes je wilde hebben. Een bijzonder product waren de Spiggetjes. Dat was een noot (amandel geloof ik) in chocola met hagelslag er omheen.
Mijn vader is opgegroeid in een vroom gezin, zijn vader was sjoumer (controleur) in een slachterij in de Amstelstraat. Dankzij de slachterij hebben mijn ouders elkaar leren kennen. De familie van mijn moeder bestelde daar het vlees. Mijn vader was degene die het vlees bij de mensen thuisbracht, zo ook bij de familie Lap.
Mijn vader werd ‘de zoon van de vet-vrouw’ genoemd. Het vlees werd in van die vetvrije papieren bakjes geleverd. Voordat mijn vader het vlees rond bracht, bezorgde zijn moeder het vlees.