Grootvader Marcus Lap, de vader van mijn moeder, was één van de eerste Sociaal-Democraten aan het eind van de 19e eeuw. Zo heeft hij ook zijn kinderen opgevoed. Zij waren helemaal niet religieus. De familie was wel Joods. Overigens weet ik niet of ik dat, toen ik nog jong was, eigenlijk wel wist, dat ik Joods was bedoel ik.
Opa Lap en zijn geestverwanten waren seculieren die hun levensfilosofie geruild hadden voor een levensbeschouwing. Het Jodendom werd beschouwd als hun culturele achtergrond / basis. Niet één van de kinderen is religieus opgevoed. Ik denk wel dat de jongens nog hun Bar Mitzwah hebben gedaan. Maar daar bleef het dan wel bij.
Mijn moeder, Schoontje Lap is dankzij haar opvoeding al vroeg in aanraking gekomen met toneel en muziek. Zij ging naar de schouwburg en ook wel naar concerten. Haar vader, haar familie, deed alles om de kinderen ‘iets mee te geven’.
In deze familie is mijn vader dus verzeild geraakt. Hij kwam uit een heel ander nest. De familie van mijn vader was namelijk van oorsprong een heel vrome Joodse familie. Zijn vader, Jacob Kolm, was verbonden aan een Joodse gemeente, hij had daar een familie. Hij werkte in een slachterij in de Amstelstraat waar hij de functie van Sjoumer had. Een sjoumer is een controleur, toezichthouder op het kasjroet (het geheel van de joodse spijswetten). In dit geval ging het om het slachten of het wel op een koshere manier gebeurde. Gezien deze achtergrond was dan ook niet vanzelfsprekend dat zij, mijn vader en mijn moeder, met elkaar zouden trouwen.