Natuurlijk kwam Sinterklaas in Oost, maar voor de 'enige echte' moest je naar het Centrum. Ik was een jaar of achttien toen ik met mijn schoonzusje, een 'nakomertje', naar de Sinterklaasintocht ging. Het was die dag, begin jaren zestig, bitterkoud en er hing een vreemde verstilde sfeer.
Wij waren niet de enigen uit Oost die gingen. Op het Javaplein stapten we in de overvolle tram; opeengepakt stonden we in de klamme stank van natte jassen. De route werd omgeleid, dus we moesten verder lopen. De wind blies dwars door onze kleding en we werden drijfnat door een ijskoude regen.
Uren stonden we te wachten op het Frederiksplein. Af en toe reed de politie op motoren met zijspan voorbij, gevolgd door enkele Pieten op scooters. Een golf van verwachting sidderde door de wachtende rijen, maar het duurde en het duurde...
We waren inmiddels door en door versteend, iedereen stond te trappelen en de kleintjes huilden van ellende op de schouders van hun vaders, maar die bleven staan, want weggegaan, plaats vergaan. Plotseling ging de regen over in tikkelende ijzel. De Stadsreiniging strooide zand zodat de schimmel van de Goedheiligman niet zou uitglijden.
Eindelijk was hij er dan, voorzichtig rijdend, omringd door Zwarte Pieten en gevolgd door de Herauten of Spaanse Edelen (wij noemden hen “Witte Pieten). De Sint werd toegezwaaid door honderden luid zingende en springende kinderen, even was de kou vergeten en genoten we van de optocht. Enkele gelukkigen kregen een handvol pepernoten.
We moesten terug naar de Oosterparkbuurt in Oost, waar ik toen woonde.Hoe we er zijn gekomen is bijna niet te beschrijven. Het was inmiddels zo glad geworden dat we niet tegen de bruggen op konden. Zowel het wegdek, als de brugleuningen waren bedekt door een dikke laag ijzel. Iedere keer als we bijna boven waren gleden we weer terug. Ik weet niet eens meer of we lachten of huilden...
(Deze herinnering heb ik eerder geschreven voor het Parool)
Voor mijn verhalen over de Kastanjeweg gaat u naar : Opoe Slokkie