Na de oorlog is mijn vader direct weer aan het werk gegaan. Inmiddels woonde hij in de Schalk Burgerstraat 27hs. Hij nam zijn oude negotie weer op, hij ging weer met de lompenkar uit venten. Tot aan het begin van de jaren zestig kan hij goed zijn brood verdienen. Maar aan het eind van 1962 gaat er iets mis. Mijn vader wordt ziek en meldt dit ook bij de Sociale Dienst. Hij heeft eczeem en kan daardoor niet werken. Na een paar dagen zakt hij plotseling in elkaar. Hij heeft dan zware hoofdpijnen. Zijn huisarts, dr. Sanders (aan het Oosterpark 35) geeft aan dat hij niet mag werken. Er volgt een onderzoek (galfoto’s) in het Centraal Israëlitisch Ziekenhuis (C.I.Z.).
Ondanks zijn klachten wil hij zo snel mogelijk weer aan het werk. Hij is namelijk niet verzekerd tegen de financiële gevolgen van ziekte of ongeval. Wel vraagt hij tijdelijk om hulp, een uitkering voor een alleenstaande.
Vanwege deze hulpvraag komt een ambtenaar op huisbezoek. Wat daar volgt is wel heel vervelend. Bij de Sociale Dienst wist men dat hij weduwnaar was sinds 1956. De bezoekende ambtenaar treft echter ook een vrouw aan in de woning. Blijkbaar vertrouwt de ambtenaar het niet en hij gaat in zijn rapport uitgebreid in op ‘de zaak’. Hij ondervraagt mijn vader terwijl hij in zijn bed ligt, maar ook de vrouw. Het verhaal dat zij een schoonzuster is, wordt niet geloofd. Ook niet dat ze een huishoudster is, zij blijken samen te wonen. De ambtenaar noemt dit een “leugentje om bestwil”. Mijn vader krijgt dan ook uitkering, maar wel met de toevoeging dat de AWW van de concubine “vol” gekort diende te worden.
N.B. mede gebaseerd op het dossier van S.Suesan, bron Gemeentearchief Amsterdam.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave