Zoals in iedere buurt woonden ook bij ons mensen met, zoals men nu zegt, een verstandelijke beperking. Bij ons werd hun voornaam voorafgegaan door 'achterlijke', ' gekke' of 'malle'. Dat was niet denigrerend bedoeld, wij speelden met ze, zij hoorden erbij!
Kees, of zoals wij hem noemden 'Keessie', was een jongen met het Syndroom van Down. Je zag hem 's morgens vroeg op zijn autoped, pukkel op zijn rug, langssuizen naar de Sociale Werkplaats.
Op zaterdag marcheerde 'Oranje Nassau' door de straten en enthousiast zwaaiend met een stok liep hij enkele meters voor de Tambour Maître uit. Soms was hij zo in trance dat hij vergat een hoek om te slaan, zodat hij de drumband hard hollend moest inhalen.
Een enkele keer was hij onberekenbaar. Hij heeft hij mij eens bijna gekeeld toen ik op een hekje aan het Javaplantsoen zat. Gelukkig zag de fietsenmaker het gebeuren en bevrijdde me. Daar is nooit 'werk' van gemaakt, het was toch goed afgelopen!
Dan had je Kokkie, een volwassen kind met een poppenwagen, Cor met de aktetas en niet te vergeten Annie Pisa van de snoepwinkel. Schuin tegenover ons, op drie hoog, woonde Ansje die krijsend uit het raam hing, het klonk eerder dierlijk dan menselijk. Als ik een vriendinnetje van school meenam, werd er wel eens een opmerking over gemaakt, maar zelf hoorden we het niet eens meer.
En Piet, malle Piet. Hij was vaak te vinden in de buurt van het Sumatraplantsoen. Er groepten kinderen om hem heen want Piet zong liedjes van Eddy Christiani of Max van Praag en dat deed hij met verve, met de bijbehorende gebaren. Luchtgitaarspelen is beslist door hem uitgevonden. Hij zag er sjofel uit in zijn te krappe visgraat-overjas. Doris Day was zijn favoriete filmster, stapelverliefd was hij op haar. Daar werd hij wel eens mee gepest door de grotere jongens. Dan werd hij driftig en ze moesten maken dat ze wegkwamen, want behalve zingen kon hij ook hardlopen als de beste!
Anneke Koehof