De jaren voor de oorlog waren moeilijke jaren. Armoede had ook ons geraakt. Maar ondanks die armoede waren wij een gelukkig gezin. We hadden een goede familieband, we hadden altijd plezier met elkaar. Er werd gelachen om de stomste dingen. Vooral mijn vader kon gekke of onhandige dingen doen. Of hij nu verstrooid was, ik weet het niet.
Zo weet ik nog dat hij een boodschap ging doen, hij moest een pakje “Snik Snak” halen. Snik Snak was onze uitdrukking voor een pakje goedkope margarine.
Hij was op zijn fiets naar de Pretoriusstraat gefietst, naar de Simon de Wit of de Gruyter. Hij kwam echter zonder de margarine thuis. Mijn moeder zei dat hij meteen terug moest gaan, hij had het pakje margarine vast in de winkel laten liggen. Bleek dat hij het pakje margarine op de bagagedrager van een andere fiets had gelegd.
Mijn vader had ook op een keer voor twee cent een krentenbolletje gekocht. Dat was een echte, dure, lekkernij. Buiten gekomen, pakte hij zijn fiets om naar huis te gaan. Lopend naast zijn ‘verhiekel’ genietend van het krentenbolletje, riep een man naar hem: "mijnheer, mijnheer, u verliest uw tas". Bedremmeld keek Pa achterom, mijn vader bezat alleen een oude fiets zeker geen tas. Hij keek toch maar even, toen zag hij dat hij een verkeerde, mooie, fiets te pakken had. Vroeger stonden fietsen niet op slot, een vergissing was snel gemaakt als je niet oplette. Hij schrok zich een ongeluk en ging snel terug naar de bakker. Daar liep de rechtmatige eigenaar al zenuwachtig te zoeken.
Bij zulke situaties verzuchte mijn lieve moeder gelaten: "Het is treurig".