Hoewel Joods van geboorte ben ik nauwelijks religieus Joods opgevoed. In mijn jeugd kwam ik vaak maar één keer per jaar in de synagoge, de sjoel. Dat was dan met het Joodse feest “Simchat Thora” (Vreugde der Wet, is het Joodse feest waar het Joodse volk de ‘Thora’ bezit en leest. Simchat is vreugde, Thora is letterlijk ‘wet’, maar kan ook gezien worden als de lamp die de Joodse mens doet laten uitgroeien tot wat hij/zij als mens zou moeten zijn. Aanvulling FS).
We gingen wel naar dit Joodse feest omdat er snoepjes werden uitgedeeld. Dan ging ik met mijn broertje naar de sjoel aan de Linnaeusstraat en kregen daar een zak snoepjes. Een heel enkele keer gingen we nog wel eens naar een trouwpartij in de Hoogduitse synagoge in de oude Jodenbuurt (wat nu het Joods Historisch Museum is). Mijn moeder was vanwege haar Portugese wortels van de Portugese synagoge. De Portugees-Joodse gemeente was een rijke gemeenschap, als ‘financieel behoeftige’ kreeg zij van hen maandelijks een klein bedrag toegestuurd.
Maar religieus waren wij zeker niet, dat ging ook niet zo goed samen met onze politieke overtuiging. Bij ons in de buurt woonde wel een echt vrome familie, de familie Turfrijer. De man haalde wekelijks een klein bedrag op en met Pasen kon je daar dan matzes en eieren halen. De familie Turfrijer had drie prachtige dochters, maar ondanks al hun vroomheid zijn ze alle drie met Christen-jongens getrouwd. De oudste met een vriendje van me, Nico de Vries.
Erg Joods in religieuze zin was de buurt niet, het leefde niet. Je sprak er haast ook niet over. Ons Jood-zijn veranderde in mei 1940.