De vader van mijn vriendje Elie Korper werkte bij de gaarkeuken, ik weet niet meer waar die zat. Hij kwam pas na zeven of acht uur thuis. De moeder van Elie was een struise, mooie vrouw met donkere ogen. Het had wel een zigeunerin kunnen zijn. Ze had grote borsten en een behoorlijke kont.
Die vrouw had een minnaar, hij woonde op de Tugelaweg. In het begin van de jaren dertig was er geen TV en nauwelijks radio. Het nieuws, maar vooral ook de roddels, werd mondeling doorverteld. Zo verspreidde zich ook het gerucht over het overspel van de moeder van Elie. Toen het eenmaal bekend was in de buurt ontstond er op een dag een oploop bij het huis van de familie Korper.
Het zal rond een uur half acht zijn geweest. Iedereen wist dat de minnaar aanwezig moest zijn. Niet alleen kinderen, ook volwassenen, stonden te wachten op het naar beneden komen van die man. Toen hij naar buiten kwam ging de hele groep achter hem aan. Zo gingen we in optocht naar de Tugelaweg, naar het huis van die man. Of er iets geroepen is weet ik niet meer. Maar bij thuiskomst kreeg die man heel wat te verduren. Er volgde een hevig geschreeuw, er werd zelfs met dingen gegooid. De ramen werden van binnenuit ingegooid. Het moet dus ook bij zijn eigen vrouw inmiddels wel zijn doorgedrongen dat hij er een andere vrouw op nahield (door al dat gejouw voor de deur).
Of de vader van Elie er van heeft geweten, weet ik niet. Het was een nogal schriel mannetje, wel een aardig persoon als ik mij goed kan herinneren. Zijn vrouw was in ieder geval een stuk knapper. Waarschijnlijk wist hij wel van het overspel maar deed hij alsof er niets aan de hand was.