De ontmoeting
Ik was vijftien jaar oud toen ik mijn eerste man leerde kennen. Zijn naam was Jechiël Roselaar. We hadden wel dezelfde achternaam, maar we waren geen familie. Ik noemde hem trouwens Jules. Dat we met elkaar gingen, vonden zijn vader en moeder helemaal niet goed. Mijn vader, zijn vader en de schoonvader van mijn zuster Sophie werkten alle drie in dezelfde diamantfabriek. Zij werkten als diamantslijper. Zij stonden een keer met zijn drieën in de pauze bij elkaar te praten. Iemand die langsliep, zei: ‘Daar heb je de drie schoonvaders’. Die fabriek zat ergens in de buurt van de Prinsengracht.
Benjamin Roselaar
Mijn latere schoonvader zei: ‘Ja Joop, nu we het er toch over hebben, ik wil niet dat jouw dochter met mijn zoon gaat’. Mijn vader antwoordde: ‘Dan ben je bij mij aan het verkeerde adres. Dan moet je bij je zoon wezen’. Zijn zoon kwam namelijk wel bij ons aan huis. Mijn vader vertelde hem dat zijn zoon keurig bij hem aan tafel zat. Hij kwam ’s avonds na de avondschool regelmatig bij ons langs. Jules ging namelijk naar de avond-HBS. Mijn vader zei vervolgens: ‘Maar als ik zeg dat hij niet bij ons mag komen dan staat hij hiernaast, in een portiekie en daar pas ik voor’.
Dansles
Jules en ik zagen elkaar ook regelmatig bij het dansen, bij de dansles. Mijn schoonouders bleven niet erg enthousiast. Stiekem ben ik toch wel eens bij hem thuis geweest. Bijvoorbeeld op zondag als zijn ouders er niet waren. Op een keertje werden we betrapt door zijn zuster. De naam van die zuster was Helena Roselaar. Maar die hield haar mond wel want zij hield het met haar baas.