We kunnen het ons niet meer voorstellen, maar al die huizen uit het eind van de negentiende eeuw hadden geen bad of douche. Soms hadden handige lieden die zelf geschapen, maar standaard was er geen enkele voorziening.
Er zat niets anders op dan naar een van de badhuizen te gaan. Vanuit de Dapperbuurt was dat logischerwijs het badhuis bij molen ‘De Gooier’. Daar is nu bierbrouwerij ‘Het IJ’ maar toen waren die badkuipen nog voor het reinigen van het lijf.
Een douche kostte in de jaren ’70 zoiets als 80 of 90 gulden-centen, toch al een heel bedrag voor een student. Dus maar eens per week. Er werd goed gelet op je verblijfstijd. Als je te lang bleef douchen werd er hevig op de deur gebonsd door de beheerder.
Toen ik een keer de prijslijst bestudeerde — waarop ook posten als een handdoek, zeep of shampoo — ontdekte ik de mogelijkheid tot een ligbad. Dit bestelde ik vriendelijk, doch de dienstdoende vertoonde geen enthousiasme inzake mijn voorstel. Zijn houding was als toentertijd in Oost-Europa gebruikelijk was.
Vanuit de wachtkamer werd ik ter bad genood. Wat trof ik naakt in de ruime badkamer aan? Een gloeiend-heet bad, ver over de ca. 40 graden die een bad maximaal moet bedragen. Het was 60 graden of meer. Dus had de man gehandeld naar zijn opinie: “Voor die snotneus ga ik geen goed bad maken, wie weet komt hij er vaker voor terug”.
De badhuizen werden beheerd door de Dienst WSBZ van de gemeente Amsterdam. De afkorting stond voor wassen, strijken, badhuizen en zwembaden. Mijn geliefde Martien had ervoor gewerkt. Onder een prettige conversatie met mevrouw Samkalden had zij een aantal jaren des burgemeesters onderbroeken gestreken. En de avond voor haar bevalling is ze nog in het badhuis geweest, monter op de fiets.