Brief aan de Zuid-Afrikaanse schrijver Karel Schoeman die in de Oranje-Vrijstaat woont en over elk van de straatnamen in de Transvaalbuurt een boek zou kunnen schrijven, en dat deels ook gedaan heeft.
13 januari 2003
Gisteren liepen we naar de Amstelbrug en dan door de Oosterparkbuurt (waar ook Nescio woonde) naar de Afrikaner Buurt. Pas bij de Ringvaart van de Watergraafsmeer werden we vrolijker.
De ringvaart richting Diemen bracht ons in een grote kudde ganzen, die we mandarijnensegmentjes aanboden die ze verontwaardigd weigerden. Zo'n gans heeft wel een prettige hoogte, en temidden van een knorrende en blazende groep van ze te staan geeft een prettig gevoel. Voor een kind is het echter wat beangstigend, zoals we later merkten aan een moeder met kinderen die wel brood bij zich had. Zo'n kind staat op ooghoogte met al die oranje snavels en expressieve ogen. Maar ik kon me de verrukking van Niels Holgersson toch wel voorstellen.
Het Flevopark was nog heel wit. Evengoed vlogen de parkieten die ooit verwilderd zijn en zelfs strenge winters overleven. Mede dankzij donaties door de mens. Ondanks de dooi speelden er kinderen op het ijs. Er werd niet geschaatst.
Terug door de Indische Buurt. In een snackbar sloegen we verwonderd het buurtleven gaande. De mensen die er in en uit gingen vertoonden niet de geringste overeenkomst met de bewoners van de Apollobuurt. Dat wisten we al omdat we altijd in volksbuurten gewoond hadden, maar zo'n hernieuwde kennismaking is verbluffend. Die avond werd in een portiek van die buurt een kind te vondeling gelegd, lazen we vandaag in de krant.
Dit was dan een verslag van een zondag onder af en toe fel winterlicht en eindigend in een grijze deken van dooi. Tel uw zegeningen...