Op 13 maart 1980 wordt mijn dochter geboren. Ik heb mijn partner beloofd parttime te gaan werken om ons gelijke kansen te geven. Maar dat pikt het Ministerie van Sociale Zaken waaronder ik als dienstweigeraar ressorteer niet. Ik zal en moet 18 maanden fulltime werken. Dus moet Maaike 2 dagen per week naar een crèche. Daar is in die tijd groot gebrek aan.
Maar gelukkig: het Laboratorium voor de Gezondheidsleer waar ik begin mei ga werken heeft een kinderopvang georganiseerd. Per dag zijn er zes kindjes in het houten gebouwtje achter het lab. Het voormalige vaccinatiebureau voor gele koorts. De zaak is opgezet door sociologe Anneke Coutinho en virologe Pauline Wertheim. Zij blijven ook na het vertrek van hun kinderen als wijze moeders adviseren.
Er zitten kinderen van het Laboratorium en het Tropeninstituut maar ook van de GGD. Dankzij die laatste link kunnen we blijven draaien, want volgens allerlei regels en normen voldoen we niet aan eisen van o.a. GGD en brandweer. Er zijn steeds twee leidsters die elk parttime werken en zwart betaald worden. De ouderlijke bijdragen zijn strikt naar inkomen.
Een van de leidsters is een bodybuildster, Wilma. Haar man is agent. Eens per maand word ik opgehaald en ga met hem per politieauto naar de ABN aan de Weesperstraat, om de lonen van de leidsters op te halen. Er wordt schoongehouden door een vrouw uit het team van schoonmaaksters van het lab.
Deze Emma doet het niet goed. We constateren dat ze niet een uur per vroege ochtend aan de crèche besteedt maar slechts zo’n 20 minuten. Ik ontsla haar. Zij en haar collega’s zijn woedend. Als ik haar een tijd later tegenkom, roept ze: “Pieter Bol, val dood!” Het is niet te geloven, maar twee dagen later valt zij dood.