Het oudere echtpaar dat mij tegen een lage huur hun zolderkamer verhuurde was aardig en sociaal voelend. Er waren meer mensen naar de kamer op de Andreas Bonnstraat komen kijken en ik denk dat ik de kamer gekregen heb, omdat ik mijn gestreepte jas helemaal scheef had dichtgeknoopt. De man maakte daar een opmerking over en zijn vrouw moest vreselijk lachen. Als zij een nieuwe jurk aanhad of naar de kapper was geweest, dan zag hij dat nooit. De kamer lag vier hoog achter, was gemeubileerd en er stond een keukenblokje in. In koude winters vroor het in mijn kamer en na een vakantie waren al mijn planten bevroren. Toen ik de kachel aandeed begon het naar spinazie te ruiken. Douchen deed ik in het badhuis en telefoneren in een telefooncel. Een keer waren alle telefooncellen kapot. ‘Ah deze doet het’ dacht ik, toen ik een cel zag met mensen erin. Het bleken junks die een shot stonden te nemen. Hierna heb ik zelf een telefoonaansluiting genomen. Als ze op de camping waren, mocht ik de krant van mijn verhuurders lezen: de in de loop van de jaren steeds dunner wordende, ‘de Waarheid’. Een keer per maand kwam ik een avond bij hen thuis en betaalde ik de huur. Na de geboorte van mijn zoontje heb ik de oude man nog een keer gesproken. Hij vertelde dat zijn vrouw niets meer kon onthouden en dat hij voor haar zorgde. Hij moet toen in de negentig geweest zijn. Ik had eigenlijk nog een keer langs willen gaan, maar dat is er niet meer van gekomen.
De zolderkamer
Er waren meer mensen naar de kamer komen kijken en ik denk dat ik de kamer heb gekregen omdat ik mijn gestreepte jas helemaal scheef had dichtgeknoopt.
1970 keer bekeken