Het beeld staat in het Oosterpark. Het is een in brons gegoten beeld van een bok waar een jongen op zit. De benen van de jongen raken net niet de grond. Gerrit Bolhuis is de maker.
Volgens het opschrift heet het ‘de Bokkerijder’ (zonder tussen-n, volgens de spelling van vóór 1995). Het beeld staat in het midden van het Oosterpark, en is daar in 1957 geplaatst. Daarvoor staat het enige tijd in de tuin van het Stedelijk Museum, maar de beeldhouwer wil dat dit beeld een plaats krijgt bij spelende kinderen. Het beeld nodigt uit om achter de jongen op de bok te gaan zitten. Nog steeds zie je dagelijks nog wel kinderen erop klimmen, ofwel zit of hangt iemand aan de bok om zich te laten fotograferen.
Ook zijn bronzen beeld ‘de Lammetjes’ uit 1967 op het Osdorpplein is een object voor spelende kinderen. Levensechte bronzen lammetjes huppelen met de ronding van de muur mee bij de fonteinen midden op het binnenplein van winkelcentrum Osdorp.
Gerrit Bolhuis (1907-1975), geboren en overleden in Amsterdam, is tijdens zijn opleiding aan de Rijksacademie van beeldende kunsten in Amsterdam een veelbelovend talent. Hij wint in 1934 de Prix de Rome. Later is Bolhuis de gedoodverfde opvolger van professor Bronner als hoogleraar aan de Rijksacademie. In 1947 krijgt hij, tot zijn grote teleurstelling, deze positie echter niet.
Na de Tweede Wereldoorlog maakt Bolhuis een aantal oorlogsmonumenten, onder andere ‘Fusillade’ (1954), ofwel: ‘De gevallen hoornblazer’. In de volksmond heet het beeld ‘de keeper’, en het staat aan het Weteringplantsoen. Ook het beeld van Bonifatius in Dokkum is van zijn hand. En in Stavenisse staat een vis ter nagedachtenis aan de watersnoodramp van 1953.
Bolhuis is als beeldhouwer zeer gewaardeerd bij zijn collega’s, maar blijft onbekend bij het grote publiek. Na het winnen van de prestigieuze Prix de Rome in 1934 lijkt de wereld voor de jonge beeldhouwer open te liggen, maar de Tweede Wereldoorlog komt ertussen. Hoewel Bolhuis na de oorlog veel opdrachten krijgt, wordt zijn naamsbekendheid er niet veel groter van. In de jaren zestig raakt hij geleidelijk in de vergetelheid. Zijn teruggetrokken leven is daar grotendeels debet aan.
In 1975 overlijdt hij in Amsterdam en wordt hij op de Nieuwe Oosterbegraafplaats begraven.
Limburgse bokkenrijders
De naamgeving ‘de Bokkenrijder’ heeft niets te maken met de Bokkenrijders uit Zuid-Limburg. Volgens het volksgeloof aldaar waren de bokkenrijders geesten die op bokken door de lucht reden. Van dit volksgeloof maakte een bende dieven en inbrekers gebruik om de bevolking de stuipen op het lijf te jagen. De bokkenrijders waren in de achttiende eeuw in Zuid-Limburg, de Belgische Voerstreek, de regio rond Luik en de Kempen actief. De strooptochten waren vooral gericht op boerderijen en pastorieën.
Het volgende gedicht is van mijn hand, en het heeft het kunstwerk als uitgangspunt:
Bokkenrijdster
De nacht borrelt naar
boven, en schuiert tegen
me aan, dan zie ik je dolen
als een bokkenrijdster
door de nacht
schraal is de wind
die wappert door je haren,
ontluisterend licht
rekt zich over je uit
vraag me niet waarheen
je moet rijden, het is de
wind die je zal leiden
naar het punt waar de dag
uit de nacht omhoogrijst
kijk niet weg in stilte, maar
sus me met zachte stem
wikkel me in je donzen deken
wrijf me warm in je herinnering
roep me één laatste maal
dan werp ik me naast je
in de dag die zich verlaat.
Uit: Beelden van Oost, 2022.