Met twee tassen vol boodschappen fiets ik naar huis. Er staat een stevige wind en de regen slaat me in het gezicht. ’t Is herfst op z’n best. Ik kom drijfnat bij mijn huis aan, en daar staat een man in mijn portiek voor de regen te schuilen. Hij draagt een opzichtige bontmantel die hij open heeft hangen. Aan zijn nek hangt een ketting met een verzameling relikwieën. Hij groet me vriendelijk, en vraagt me of ik van gedichten houd.
‘Ja zeker.’ Tenslotte ben ik zelf dichter.
Uit zijn hoofd declameert hij een prachtig gedicht waarbij hij zijn handen en gezichtsmimiek volledig inzet. Een gemiddelde slamdichter valt daar bij in het niet.
In een welgevormd ritme draagt hij voor:
Denk natuur en
zeg natuurlijk groen
dier en geur
hun geluid, de lucht
zo lekker ontspannen
als in vrijheid
zonder ’n enkele gedachte
die de geest alleen maar afleid
denk natuur en
zie ochtend
mist van dauw
die langzaam verdampt
naarmate de zon
zich hoger tilt
denk natuur
en fluister
vogels, bomen
in ’n helder blauwe
Hollandse lucht.
Aan het eind van de laatste strofe moet hij lachen, want de regen komt nu met bakken uit de hemel.
‘Wat een prachtig gedicht. Dankjewel.’
Spontaan trek ik mijn portemonnee open en geef hem wat euro’s.
‘Ik ben de Dakloze Dichter, Hilmano van Velzen.’
‘Dat’s toevallig want je treft hier ook een dichter aan.’
‘Goh, wat bijzonder dat we elkaar hierzo ontmoeten,’ lacht hij me toe.
‘Ik heb wat gedichten voor je. Het zijn zes gedichten die geïnspireerd zijn op sculpturen die in het Oosterpark staan.’ Ik geef hem het setje gedichtenkaarten van mijn expositie, die momenteel bij de bibliotheek aan de Linnaeusstraat in de ramen hangt. Toevallig nog op zak van mijn optreden, gisteravond bij Arto Locale in de Meevaart, in de Indische buurt.
‘Mijn dank is groot.’ Voorzichtig maakt hij de enveloppe open en spontaan draagt hij een van m’n gedichten voor:
Ingegraven hoofd
Schokvast in gedachten
zit ik tot aan mijn nek
in de drek
steeds dieper zink ik
weg in dit land
zonder bodem
maar de lach
blijft op
mijn gezicht
want op een dag
sjor ik me omhoog
loop weg zonder gedachten.
‘Wat een mooi gedicht is dat’, zegt hij. ‘Het lijkt wel alsof het over mij gaat. Loop weg zonder gedachten, ja daar gaat het toch om in ’t leven. Mooi verwoord! Waar staan die beelden precies? Want die wil ik wel zien.’
‘In het Oosterpark.’
‘Ga ik zo effe kijken. En we komen elkaar vast nog weleens ergens tegen op een poëziefestival of zo. Ik treed geregeld op. Ik ben nu hartstikke bekend. De poëzie heeft me gered.’ Op zijn gezicht verschijnt een vette glimlach.
Met een flinke handdruk nemen we afscheid, en vervolgens stevent hij op het Oosterpark af.
Wat een bijzondere ontmoeting met de Dakloze Dichter in mijn portiek, schuilend voor de regen.
Later die middag vind ik op internet een artikel in NRC Handelsblad: ‘Hilmano van Velzen heeft een stem. Een zalvend instrument is het, warm en zacht als een deken. Hij leeft op straat. Maar hij is óók dichter, en met hem gaat het beter dan ooit. “Ik ben ontdekt.” grijnst hij. “De mensen worden gek.”’
Na dertig jaar stelen en bedelen heeft Hilmano z’n ware talent ontdekt in de poëzie: geweldig!
Uit: Onalledaags, 2019.