Ik weet nog goed dat we zijn gaan kamperen, ik zat al op de middelbare school. Ook al hadden we het thuis niet breed, mijn vader vond toch dat we ‘op vakantie moesten’. We gingen naar een camping, ergens tussen Nijkerk en Ermelo.
We hadden een grote legertent die mijn vader ergens geregeld had. Hij had er zelfs een soort verhoogde houten vloer in gelegd. Hij had echt zijn best gedaan om er iets van te maken. Ik vond het een feest, maar mijn moeder, Schoontje, heeft bijna niet geslapen. Zij was geen liefhebber van kamperen.
Mijn vader en ik waren op de fiets gekomen vanuit Amsterdam. Mijn moeder was met de boot gekomen. We zouden haar ophalen bij de boot, maar dat liep mis. Mijn moeder besloot toen maar te gaan lopen, ze wist gelukkig wel waar ze naar toe moest. Dat mijn moeder was gaan lopen, was niet zo vreemd. In die tijd, de jaren dertig, hadden we niet zoveel geld. Ook in Amsterdam liepen we daarom veel. Er reden bij ons in de buurt wel trams, we konden het echter eenvoudig niet betalen.
Ondanks haar problemen met het kamperen, heeft ze toch een keer met mij en mijn vriendinnetjes samen gekampeerd. Dat was op de middelbare school, we waren net overgegaan naar een volgende klas. We waren een leuk stel meiden bij elkaar. Er was echter wel een probleem, je had bij Ermelo een grote kazerne. De soldaten die daar zaten, zagen ons meidenclubje wel zitten. Die wilden best naar die giechelende meiden toe.
Mijn moeder en die meiden, ze had wat met ons te stellen.