Ik geloofde nog in Sinterklaas. Het is de ochtend van acht december 1944, even voor negenen. De Linnaeusparkweg ligt er koud en verlaten bij. Ik sta voor het raam en zie een meneer die bedaard langs fietst. Hij zit rechtop in zijn dikke jas. Dan beweegt er iets achter hem. Vanuit de zijstraat komt een tweede fietser. Hij strekt zijn arm uit en wijst naar de meneer in de dikke jas. Even is het alsof er op zijn hand een lichtje opbloeit. Ik hoor ik een klap. Terwijl die nog tussen de huizen naëchoot, buigt de nieuwkomer zich diep over het stuur, zet aan en verdwijnt uit het zicht. Ik moet even zoeken voordat ik de meneer in de dikke jas weer zie. Hij ligt stil naast zijn fiets, zijn hoofd tegen de stoep. Zijn kleine plas bloed wordt langzaam groter.
Een jaar eerder is hij de baas van een groep Nederlanders die bijzonder werk doet: de meeste Joden zijn dan al opgehaald, enige duizenden zijn ondergedoken. Deze meneer en zijn groep maken jacht op hen. Daarmee verdienen ze een mooi weekloon. Bovendien krijgen ze voor elke gevangen Jood een flinke fooi, kopgeld. De Jodenjagers werken hard. In een half jaar "vangen" ze zo'n kleine negenduizend mensen. Leider Wim Henneicke woont dan op de Linnaeusparkweg, in het huis van een familie die op tijd is ondergedoken. "Hoor je nog wel eens wat van die familie" vraagt hij quasi nonchalant aan zijn buurman. Dat blijft hij vragen, elke tip is hem dierbaar. De buurman geeft inderdaad een tip. Maar dan aan twee mannen die zomaar langskomen om te vragen naar de dagindeling van Henneicke. Een paar dagen later is Henneicke dood.
Niemand eiste de eer op. Waarschijnlijk komt die toe aan twee leden van het verzet in Amsterdam. Daar had Henneicke zich aangeboden als dubbelspion. De landelijke leiding van de verzetsbeweging wilde daar wel gebruik van maken. Maar de Amsterdammers vertrouwden het niet. Na heftige discussies besloten zij ten gunste van hun eigen veiligheid. De discussies duurden voort tot ver na de oorlog. Pas toen de archieven van de groep Henneicke bij toeval werden teruggevonden, pas toen werd duidelijk welke beer was geschoten. Het hele onthutsende verhaal kun je nalezen in het boek "Kopgeld" van schrijver Ad van Liempt. Vreemd toeval: Henneicke en zijn groep hadden anderhalfjaar eerder het huis van onze buren "leeggehaald" en nog weer later mijn moeder opgepakt. Nu ben ik opnieuw ooggetuige wanneer Henneicke voor altijd wordt teruggepakt.