Er was tijdens de oorlog, vooral aan het einde, overal gebrek aan, ook aan eten. Op de kruising Populierenweg/Beukenweg was een gaarkeuken, een houtenbarak met prikkeldraad er omheen, waar nu een bakker en een bloemenkiosk staan. Ik heb nog mensen zien zoeken naar iets eetbaars uit de gamellen die buiten waren gezet. We hadden toentertijd voedselbonnen. Die waren ingevoerd omdat de mensen anders aan het hamsteren zouden slaan. Zo kon het eten eerlijker verdeeld worden. De bonnen zagen er uit als kleine postzegels met woorden er op: suiker, brood, boter, melk, textiel. Daarmee kon je de eerste levensbehoeften kopen. Mijn moeder ging de voedselbonnen halen of kopen in de Tweede Oosterparkstraat bij het Kastanjeplein in een soort schoolgebouw.
Ook na de oorlog was er niet veel te koop. Het land moest weer opgebouwd worden Je kon toen bij de bakker zogenaamd Regeringsbrood kopen, natuurlijk alleen met een broodbon. Regeringsbrood was goedkoper dan normaal brood, maar het aanblik was niet echt smakelijk. Het brood was klein, klef en grijs en had maar weinig smaak. Mijn vader mopperde er ook over.
Het heeft jaren geduurd voordat mijn moeder over de voedselschaarste heen was. Nog jaren na de oorlog bewaarde ze een grote blikkenbus in de kast met allerlei eerste levensbehoeften, voor het geval er weer zo’n noodsituatie zou ontstaan.