Gevoelens van woede, onmacht en verdriet wisselen elkaar af. “Het is echt zo: ze zijn die mooie bomen aan het omzagen. Wie kan er in Godsnaam vergunning verlenen aan het rooien van deze prachtige, gezonde Canadese Populieren?” Ze sieren al 50 jaar de linker straatkant tussen de Th. K. van Lohuizenlaan (die er toen nog niet eens was) en de Cruquiusweg richting het Oosten. In de Podcast van Geluiden uit Oost hoor ik met ontzetting het verloop.
Dat er iets aan de hand was, was me niet ontgaan. Ik had een stencil in de bus gekregen van een protestgroep tegen de bomenkap. Ik zag steeds meer fietsers en kinderen richting de nieuwbouw gaan en steeds meer auto’s de andere kant op. Hoewel ik op nog geen 100 meter afstand op het autoluwe Cruquiuseiland aan de westkant woon, ervaar ik een hoge barrière naar de andere kant. De westkant is grotendeels sociale woningbouw en de oostkant peperdure nieuwbouw. De Van Lohuizenlaan is superdruk geworden met razende bolides en de meest hippe versnellingsondersteunde fiets-, step-, bakfiets- en weet-ik-veel-wat-voor-voertuigen. Samen met het vrachtverkeer van de Stadsreiniging, de schoonmaakwagentjes en het bouwverkeer is het voor mij een no-go-area geworden.
Op een zondagochtend is het een ander verhaal. Er is geen mens of voortbewegend voertuig te bekennen. Ik ben benieuwd naar de nieuwbouw. Maar wat een deceptie: het is hier een kille, kale eenheidsworst met dezelfde getrapte witte gevels met veel glas, donkerbruine blokken in aanbouw, een onherkenbare Sigma-fabriek en geen boom meer te bekennen. Weg is al het groen.
Er is alleen nog één boom aan de straatkant blijven staan op de hoek van de Nieuwe Vaartweg, twee bomen bij het vroegere Steenkistgebouw en een klein boompje op het eind op de kop van het eiland. Dit boompje staat pal naast een relikwie van de betonfabriek en lijkt over het hoofd gezien te zijn.
“Heel Cruquius huilt” staat er op een spandoek. Ik blijk niet de enige te zijn die dit monsterlijke bomenrooien betreurt.