David heeft eigenlijk altijd zijn eigen geld kunnen verdienen. De kinderen zijn getrouwd en het huis uit. Voor zover valt na te gaan is alleen Simon ooit genoteerd als ‘inwonend kind’ waarvan het inkomen werd meegerekend. Dat was nog in 1920 toen Simon 22 jaar oud was en werkloos was (diamantwerker). In het dossier staat abusievelijk vermeld dat hij in 1888 zou zijn geboren, maar dat was 1898.
Een brief en haar gevolgen
Twee zoons (Isaäc en Simon) schrijven naar aanleiding van het onderzoek een boze brief (zie boven), gedateerd 19 december 1937, aan de directeur van het Bureau Maatschappelijke Steun. Zij zijn namelijk van mening dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. In hun ogen is er nog wel geld bij hun vader. Zij melden dit overigens zonder een enkele vorm van bewijs. Verder zijn zij boos op de controlerende ambtenaar (in hun brief noemen zij hem ‘de bezoeker’). Die zou tegen hun vader vanwege de geringe bereidwilligheid van de kinderen hebben gezegd: “Ik spuug op zulke kinderen”. Overigens is ook hier niet duidelijk hoe zij aan deze informatie komen. Mogelijk is dat er wel enige vorm van contact tussen vader en de twee zoons bestond.
Nog voor het eind van dat jaar volgt een reactie. Het is een overzicht van de gebeurtenissen, zoals die hebben plaatsgevonden. Men heeft de broers gehoord. Zij beweren onder andere dat de ambtenaar hun brief zou hebben voorgelezen aan hun vader. De brief vervolgt: “De ambtenaar Van W. ontkent het voorlezen van den brief zoowel als de opmerking “ik spuw op zulke kinderen”. Volgens den gesteunden heeft de ambtenaar gezegd: “Ik vind dit nogal een vies zaakje”, waarop Mouwes antwoordde: Ik begrijp wel van wie dit alles komt”. Hierop moet de ambtenaar geantwoord hebben: “van wie de mededeelingen komen kan ik U niet zeggen, dat zijn ambtsgeheimen”.
Eigenlijk is het de opsteller van de brief wel duidelijk. De gehele zaak betreft een familieruzie, ontstaan na het tweede huwelijk van de vader, overigens al weer 25 jaar geleden. Nu de kinderen voor ‘verhaal’ worden aangesproken, komt de antipathie weer ten volle naar boven.
Reactie
David Mouwes en zijn vrouw ontkennen ten stelligste dat zij ook maar enig bezit, in welke vorm dan ook, hebben. Zij weten zich te redden doordat zij het in de zomer wat beter hebben. David Mouwes werkt dan in Abtswoude. Door daar zeer zuinig te leven en wat te sparen weten zij het telkens voor langere tijd uit te houden. Bij terugkomst in Amsterdam kloppen ze dan ook niet direct aan bij het Bureau.
De opsteller van de brief meldt verder dat hij: “de nodige verklaringen betreffende spaarbankboekjes enz.”, heeft laten tekenen. Verder wijst de ambtenaar er nog fijntjes op dat de ‘afdeling Verhaal’ haar werk niet zorgvuldig heeft gedaan. Men heeft er geen rekening mee gehouden dat de kinderen niet onderhoudsplichtig zijn voor de stiefmoeder.