In 1923 verhuist het gezin van Joseph naar de Spitskopstraat. De huur is hier wel iets hoger dan in de Uilenburgerstraat (fl. 3,90 tegen fl. 2,50), het wooncomfort is wel iets groter.
In november van dat jaar wordt er opnieuw een aanvraag ingediend om crisissteun. Joseph heeft volgens het dossier een periode gewerkt bij de Firma Vet in de Boerhaavestraat 59. Hij zou daar hebben gewerkt als roosjessnijder of slijper. Het gaat om Joseph Vet die werkte als roosjesslijper en blijkbaar ook mensen in dienst had. Uit de werkgeverskaart blijkt overigens heel duidelijk dat de werkzaamheden werden verricht in een werkplaats van bijvoorbeeld de Diamantslijperij Cohen (Gebroeders Cohen in de Rapenburgerstraat 38 - 42 kunnen zijn) of de Diamantslijperij Coëlho (de Stoomdiamantslijperij De Eendracht van Coëlho en Co aan de Nieuwe Achtergracht 104). Voor alle duidelijkheid, dat was dus niet op het huisadres van Joseph Vet.
Om het ingewikkeld te maken, er zijn twee personen met de naam Joseph Kool. De ene werkte in vakgroep 5, de ander in vakgroep 8. ‘Onze Joseph’, werkte in vakgroep 5. Joseph verdiende bij deze firma fl. 45 per week. Op 17 februari 1923 wordt hij echter, vanwege slapte, ontslagen. Hij heeft tijdelijk een Rijksuitkering uit het werklozenfonds ontvangen van fl. 17,10 per week. Deze uitkering liep van 3 maart tot en met 26 mei. Daarna is hij volgens informatie op zijn lidmaatschapskaart van de ANDB nog een jaar werkloos geweest (1924). Hij heeft volgens de kaart geen contributie meer betaald.
Een geheel ander beroep
Daarna heeft hij niet meer in het vak van roosjessnijder gewerkt. Hij voorziet in zijn eigen onderhoud door het opkopen en verkopen van lompen en oud ijzer. De lompen worden door Joseph verkocht bij De Jong in de Lange Houtstraat 67, het oud ijzer bij Païs op de Zwanenburgwal. In de beeldbank van het Stadsarchief staan mooie afbeeldingen van de lompenhandel van Sal de Jong, wel genummerd op 56 – 58, maar helaas zijn deze auteursrechtelijk beschermd. Maar gelukkig hebben we het Joods Historisch Museum nog!
De aanvraag voor crisissteun kan echter niet worden gehonoreerd omdat zowel Joseph als zijn zoon Daniël het beroep van venter uitoefenen. Daniël ging uit venten met groente volgens het dossier. Het kan zijn dat er een marktkaart geweest is die dit zou kunnen bevestigen, maar die is in ieder geval niet bewaard gebleven. Op zijn gezinskaart staat overigens dat hij handelde in vis. Ook op de bewaard gebleven marktkaarten (er zijn er drie) staat ook dat hij handelde in ‘verse visch’. In de bezettingsperiode stond hij op de Joodsche Markt in de Jopubertstraat (zie verhaal 15)