Volgens de huwelijksakte van 2 september 1891 was Jacob toen nog werkzaam als roosjesversteller. Hoewel het voor de hand lag om in de archieven van de ANDB te zoeken, was het in deze onverstandig. In eerste instantie omdat de ANDB in 1891 nog niet bestond. Na de oprichting van de ANDB in 1894 werd hij nog steeds geen lid.
Jacob, opvallend genoeg onder de achternaam Izaks, werd namelijk lid van Betsalel. Hij was toegetreden in 1899. Hoe lang hij lid is geweest, is niet duidelijk. Maar uitgaande van het latere dossier (zie hierna) was hij ruim voor 1925 al geen lid meer. Betsalel werd (mede) in 1895 opgericht door Abraham Samson Onderwijzer, Opperrabbijn vanaf 11 maart 1917. "Betsalel zorgde voor de religieuze behoeften van de vakbondsleden, voor een groot deel diamantbewerkers. Hoewel Betsalel volledig onafhankelijk is van de ANDB ondersteunt ze deze organisatie wel." Bron: Onderwijzerhof.
In 1925 is het gezin compleet, er zijn negen kinderen geboren, deels al werkzaam en deel al het huis uit. Vanaf hun huwelijk woonden men aanvankelijk in de Oude Jodenbuurt. Zo woonde men op twee adressen in de Rapenburgerstraat, tussendoor in de Batavierenstraat om via de Valkenburgerstraat, de Blasiusstraat en de Uilenburgerstraat om uiteindelijk in de Spitskopstraat terecht te komen. In de Spitskopstraat woonde men aanvankelijk op nummer 5 III om vanaf 1931 naar nummer 9 huis te verhuizen. In de gezinskaart staan helaas onduidelijke dat met betrekking tot de verhuizingen.
Van het gezin Isaac is slechts een beperkt dossier. Het dossier van Huiszittende Armen (HZA) meldt op 23 juni 1925 dat Jacob Isaac om handelsgeld verzoekt. Dit verzoek wordt afgewezen want: “zelfs bij bezoek en bij aanvraag was dit tweetal op straat met negotie”. Met dit tweetal doelt de ambtenaar behalve op Isaac ook op de zoon Eliazer. Jacob en Eliazer zijn beide visventer, zij venten overigens ook wel met fruit. Opmerkelijk is dat op zijn marktkaart een ander geboortejaar wordt vermeld, 1878 in plaats van 1870. Laat ik het houden op een verschrijving.
Volgens de ambtenaar van HZA komt hij niet in aanmerking voor handelsgeld en is de aanvraag vooral gedaan om ‘iets los te krijgen’. Na deze aanvraag is er geen beroep meer gedaan op steun of handelsgeld. Door HZA is nog wel uitgebreid gekeken naar de verdiensten van zowel de thuiswonende als de al gehuwde kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dat van de vijf nog thuiswonende kinderen er vier een inkomen hadden. Ook de vier schoonzoons worden genoemd, inclusief hun beroep. Alleen het jongste kind (Joseph, hij is dan 14 jaar) heeft geen verdiensten, hij zit waarschijnlijk nog op school of is ergens in de leer? Jacob wordt 23 april 1943 in Sobibor vermoord. Zijn vrouw Johanna is in Apeldoorn overleden op 26 april 1941. Mogelijk gaat het om de inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Van haar echtgenoot, Jakob, heb ik geen bronnen kunnen vinden.