Toen ik in de Schalk Burgerstraat woonde was het huis heel klein: een tweekamer-woning. De slaapkamer was zo klein dat er alleen een bed en kast in pasten. En we hadden toen al twee kinderen, eentje van 2,5 en een van 5 maanden. Ik werkte in een hotel in het centrum, maar ineens schafte het hotel de personeelskantine waar ik werkte af. Zij hadden ook geen ander werk voor me en ik kon gaan. Ik vond het vreselijk om zonder werk te leven, omdat ik altijd iets in de handen wil hebben. Ik had ook geen vrienden waarmee ik de dag door kon brengen. Ik was altijd thuis.
Ik heb me bij arbeidsbureaus laten inschrijven en ging ook verschillende bedrijven langs om werk te vinden, maar zonder resultaat. Ik heb een prima vrouw, zij zorgde dat het huishouden goed liep, dat een maaltijd op tafel kwam en ik bracht elke maand mijn loon thuis. Daarvan kocht mijn vrouw wat nodig is voor het huishouden. Toen ik niet meer werkte begon ik me te bemoeien met het huishouden. Ik wou dat het goed liep en wond me er over op als er rommel op tafel lag. Op een moment had mijn vrouw er genoeg van en zei ze: "Je hebt de hele dag voor jezelf, ga nieuwe vrienden maken!" Maar nieuwe vrienden maken vond ik moeilijk. Toen hebben we besloten om samen zelf iets te beginnen. Mijn vrouw en ik zijn op zoek gegaan naar een wassaloon en vonden er een in de van Woustraat. In totaal ben ik twee maanden werkloos geweest. In november 1993 ben ik samen met een vriend in mijn eigen zaak gaan werken. Ik nog heb nog steeds de wassaloon. Ik ben zelf de baas en ik werk met plezier.