De bergkast
Ik vertelde al over de loze ruimte onder de bergkast in ons huis. Die ruimte was wel erg smal. Hij zal toch niet meer dan 50 of 60 centimeter breed zijn geweest. Ik heb er nog gekeken met een kaarsje, een zaklantaarn hadden we toen nog niet. Mijn vader had mij laten zakken aan een touw. Dankzij dat touw kon ik tot helemaal op straatniveau komen. Daar beneden lag allemaal hout, afvalhout dat door de bouwvakkers was achtergelaten. Die ruimte, waarvan we hoopten dat we die als schuilplaats konden gebruiken, was te klein om iemand te verbergen. De richel waar je op zou moeten staan, was ook nog eens veel te smal.
We hebben die loze ruimte onder de bergkast niet als verbergplek of onderduikplek kunnen gebruiken. Wel konden we het afvalhout dat ik daar had gevonden later gebruiken om als brandstof te dienen.
Gebulder
Dat het huis niet al te stevig was (ook koud en gehorig), bleek wel toen de oorlog was begonnen. Toen de Duitsers eenmaal de macht hadden overgenomen, hadden ze luchtafweergeschut opgesteld bij Frankendael. Als er geallieerde vliegtuigen overkwamen, kon dat afweergeschut flink tekeer gaan. Het was een gebulder van jewelste. Het hele huis stond te trillen, de ramen rinkelden in de sponningen. We hebben zelfs een keer gehad dat er een boekenrekje van de muur viel. Soms kwamen de scherven van de granaten op het huis, op het dak, terecht. Dat waren afschuwelijke ervaringen.