Hoewel Hartog Noot dus zijn toekomst in de Mediene zoekt en vindt, is hij nog steeds een belangrijk familielid dat zou kunnen bijdragen. Bijdragen zodra zijn familie, zijn ouders, steun ontvangen via de Gemeente Amsterdam. In 1939 gaat dit voor zover valt na te gaan voor het eerst een rol spelen. Hij, de niet meer thuiswonenden zoon, gaat op verzoek van het Bureau Maatschappelijke Steun bijdragen en wel met fl.6,50 per maand. Hartog die zoals gezegd was getrouwd, heeft inmiddels drie kinderen (Mozes, Barend en Naomi). In Borculo is hij werkzaam als leraar van de Nederlands Israëlitische Gemeente. Maar communicatie met de provincie verloopt moeizaam en leidde tot verstoringen. Ook niet alle brieven zijn bewaard gebleven waardoor het lijkt of men volledig langs elkaar heen schrijft.
Brieven die worden verstuurd komen bij het verkeerde adres aan of helemaal niet. Uit een latere brief (29 juli 1940) van Hartog blijkt dat er vanaf verschillende adressen uit Amsterdam brieven zijn verstuurd. Het kan zijn dat hij daardoor een antwoord heeft verstuurd naar een verkeerd adres. Voor Het Bureau echter genoeg reden om het hogerop te zoeken. Vandaar dat de Directeur voor Maatschappelijke Steun zich op 3 juli 1940 richtte tot ‘de Heer Burgemeester van Borculo’. Hij wil via de burgemeester inlichtingen inzicht krijgen in de financiële situatie van Hartog Noot.
Hoewel het lijkt alsof Hartog hierop direct reageert, blijkt uit de diverse stempels de brieven elkaar kruisen. Komt de brief van de Directeur op 6 juli 1940 aan, de brief van Hartog kent de datering van 5 juli 1940. In deze brief legt hij uit dat zijn salaris was teruggebracht tot 25 gulden per week. Hij kon daarom het oorspronkelijk afgesproken bedrag niet meer bijdragen. Hij verzoekt dan ook om dit bedrag in overeenstemming te brengen met de nieuw ontstane situatie. Gelukkig was dit maar van tijdelijke aard, vanaf 15 juli wordt het weer 40 (jaarsalaris was 2000 gulden, verlaagd tot 1250 gulden). Kortom, hij zal het maandelijkse bedrag van 6,50 gulden weer gireren. Omdat hij over de maanden mei en juni aanmerkelijk minder inkomsten had verzoekt hij: ‘rekening zal houden met deze moeilijke weken door mijn salarisvermindering’.
De Directeur krijgt de brief van Hartog pas onder ogen op of kort voor 26 juli 1940. In zijn antwoord, gedateerd op 26 juli 1940, noemt hij overigens het bedrag van 3,50 gulden per week.
Het Bureau noemt een maandelijks bedrag van fl.6,50. Dit bedrag was al een verhoging want in de brief van Hartog van 27 juli 1940 noemt hij het bedrag van 6 gulden per maand dat hij tot en met 1 april 1940 gireerde. In deze brief wijst hij overigens op het feit dat hij een gezin met drie kinderen heeft en ‘een sukkelende vrouw’. Verder betreurt hij het dat hij zijn salarisverlaging niet direct had doorgegeven.
Dat hij met terugwerkende kracht het bedrag van 1 gulden per week (4 gulden per maand) moet overmaken gaat hij akkoord. Hij kan echter niet instemmen met het nieuw voorgestelde bedrag van 14 gulden per maand. De Directeur voor Maatschappelijke Steun had namelijk beslist (namens hem) dat het bedrag op 3,50 per week is vastgesteld.
Terug NAAR: Spitskopstraat 5 II – Het gezin Noot (1)