De ambtenaar (‘voor socialen arbeid’) is van mening dat op het gedrag van de mensen geen bemerkingen zijn. Omdat de vrouw fl.12,- per week had kunnen verdienen, maar geen genoegen nam met de loonsverlaging, lijkt het dezelfde ambtenaar echter niet gewenst om in te gaan op deze hulpvraag (zie verhaal 2). Er zijn ook geen andere familieleden die kunnen ondersteunen.
De hulpvraag had betrekking op handelsgeld. Philip wilde graag aan de slag, maar had onvoldoende financiële reserves. Hij had het idee om oude stoelen op te kopen om ze vervolgens te stofferen en te verhandelen. In eerste instantie wordt dit dus geweigerd. Philip schrijft daarop een brief aan de Weledele Heer Directeur van het Burgerlijk Armbestuur. Hij verwijst daarbij naar het zijns inziens onbehoorlijke gedrag van de ambtenaar in het kantoor aan de Wijttenbachstraat 5. Daar werd hem te kennen gegeven dat als hij eenmaal ‘hier was geweest, je het allemaal wel hebt gehad, het is hier een apart comité’. Als Philip aangeeft dat zijn vrouw om bepaalde redenen niet kan werken krijgt hij als reactie dat alle vrouwen dat beweren. Hij wil, vanwege deze houding, ontboden worden door de Directeur om zijn belangen te kunnen behartigen.
Wat er precies met zijn brief is gebeurd, of er ook echt een onderhoud is geweest, is niet duidelijk. Philip is ook langs geweest bij het Nederlands Israëlitisch Armbestuur, hij krijgt daar een bedrag van fl.5,-. Het advies van de beoordelende ambtenaar is nu positief, hij stelt voor om fl.20,- handelsgeld te verstrekken. Dit alles in een tijdsbestek van enkele maanden.
In mei 1925 heeft Philip een kelder gehuurd voor zijn werkzaamheden. Zijn verdiensten komen echter voornamelijk uit sjouwers werk op het Waterlooplein, het stofferen en verhandelen van stoelen loopt niet voorspoedig. Hij verdient hiermee ongeveer fl.12,- per week. De inwonende schoonzuster (Sara) betaalt fl.5,- kostgeld. Sara is werkzaam als thuisnaaister voor de firma Jonker waar ze tussen de acht en tien gulden per week verdient. In het verslag uit 1925 staat dat ook ‘haar verloofde’ inwonend was. Deze verloofde was de kleermaker Hartog Sluis. Maar zo geeft het verslag aan, in 1924 werd hij gearresteerd en gevangen gezet in de gevangenis van Alkmaar. Waarschijnlijk reden genoeg om niet met hem te trouwen. In 1931 zou zij trouwen met Lion Vreeland waarna zij gingen wonen op de Tugelaweg 57 I.
Een en ander houdt in dat er voorlopig geen hulp van de gemeente valt te verwachten. Als de inkomsten van Philip een jaar later zijn gestegen tot fl.15,- en ook zijn vrouw Schoontje weer een baantje heeft als werkster (bij Ons Huis in de Domselaerstraat) volgens diverse afwijzingen. Er zijn inwonende familieleden in 1930, namelijk de schoonvader van Philip voor vier maanden en ook de broer van Schoontje, Aron, is tijdelijk in de Spitskopstraat. Zoon Hartog is verhuisd, daarover later meer.
Terug NAAR: Spitskopstraat 5 II – Het gezin Noot (1)