De naam "Atjehpleintje" bestond alleen in de volksmond, het pleintje lag op de kruising van de Eerste en Tweede Atjehstraat met de Sumatrastraat. Op de kop van de Eerste en Tweede Atjehstraat zat levensmiddelen groothandel Atjeh, later is dat een kroeg geworden. Erachter tussen de Eerste en Tweede Atjehstraat zat een soort buurthuis. Mijn vriend Cor Jans, die op 54-hs tegenover mij in de Eerste Atjehstraat woonde, en ik waren een jaar of twaalf en best wel nieuwsgierig wat daar zoal te doen was, mede omdat we daar altijd allerlei leuke meisjes naar binnen zagen gaan. Toen we op een dag achter hun aan naar binnen wilde, mochten we er niet in omdat het alleen voor meisjes was. Niet getreurd, wij snel naar huis, ons een beetje opgemaakt, hoofddoekje om en weer terug. We werden wel toegelaten, maar vielen al gauw door de mand omdat we werden herkend door enige meisjes. We konden net voor we gepakt werden luid lachend het zaaltje weer uitrennen.
Op het "Atjehpleintje" heb ik in "het keldertje" op nummer 75 een verf- en behangzaak zien komen. De eigenaar woonde erboven en zijn zoon voetbalde ook met ons in de straat. Als wij weer eens een ruit ingeschoten hadden betaalden wij en lieten hem op zaterdag de ruit vernieuwen. En hij maar klagen dat hij ook liever alleen wou meebetalen. Verder op de hoek van de Sumatrastraat zat een herenkapper. Aan de overkant van de Sumatrastraat had je kruidenier Wijnberg. Voor hem brachten we wekelijks zijn huis aan huisfoldertjes in de buurt rond. We kregen daar dan een zak koekkruimels voor (de vrek). Ernaast zat RTV-zaak Brandes. Aan de overkant van de Eerste Atjehstraat zat een slager, supermarkt en manufacturenzaak. Toen de slager, cafetaria Jeto werd kreeg zijn zoon verkering met de kassière van de supermarkt en ging zij in de cafetaria werken. Later hebben zij de cafetaria overgenomen, ik heb daar heel wat mouselientjes met slagroom gekocht. Op de hoek Sumatrastraat Tweede Atjehstraat zat slijterij Welzenbach. Jaap Brands en later zijn broer Frans (bijnaam Witte), die op 52-2 tegenover mij woonden, hebben daar jaren gewerkt. Een paar huizen verderop in de Tweede Atjehstraat zat de stomerij van Gerrit Cohen. Zo, dat was het pleintje rond.
Op het pleintje tegenover de herenkapper stond de viskar van ome Henk en zijn vrouw. Bij haar hebben wij menig Amsterdams uitje gebietst. Op het dak van het transformatorhuisje verzamelden we de kerstbomen, zodat ze niet makkelijk gejat konden worden. Die staken we dan op oudjaarsavond in de fik. Toen de speeltoestellen net geplaatst waren gingen wij ze uitproberen. We liepen met "losse handen" over het klimrek. Het had net geregend en ik moest het zo nodig nog een keer laten zien. Op de hoogste punt gleed ik met gespreide benen op een stang, was niet fijn, maar goed dat kleine Arie nog niet zo groot was!