Volgens informatie van de Gemeente Amsterdam woonden zij in het
asociale dorp Zeeburg - op het Zeeburgerpad meen ik- en een rapport
vermeldde, dat de familie goed zijn best deed en regeling getroffen had
om de achterstallige huur te betalen. Daarom kregen zij de benedenwoning
op het adres Benkoelenstraat 2 op de hoek van de Javastraat.
In 1938 is dochter Flora - oud 14 jaar - overleden aan TBC en in 1944 is
Keesje bij het kolen zoeken dood geschoten. Naar hem is ook het Keesje
Brijde plantsoen in Amsterdam genoemd.
Mijn opa had meestal laag betaald werk, maar ging van zijn weekloon toch
de kroeg in om zijn zorgen te verdrinken. Mijn moeder kreeg dan de
opdracht om geld uit zijn zak te halen, zodat er boodschappen gedaan
konden worden. Toen hij al 72 jaar was, werkte hij nog bij Vlieger in de
Halvemaansteeg, waar hij pakjes moest rondbrengen.
Na de oorlog vlogen de kinderen uit, maar met Oud en Nieuw en
verjaardagen was de hele familie bij elkaar, t.w. Jans & Wiet, Alie &
Freek, Jaap & Hennie, Sien & Jan, Annie & Gerrit, Piet & Tonny, Corry &
Kees, Rieki & Frans, Freek & Marie, Jan & Sieni, Flora & Bertus, waarbij
er veel gekaart werd. Later ging dat verwateren, doordat ook de kinderen
van hen meekwamen en het teveel werd.
Nadat opoe in 1968 overleden was, ging opa naar het bejaardenhuis in de
Roetersstraat en is op een bepaald moment verhuisd naar het Flevo Huis
op de Kramatweg.
Opa kwam nu regelmatig op vrijdag langs toen wij het kantoor in de
Sparrenweg hadden en kreeg dan wat ''zakgeld'' om een borreltje te
kopen. Op zekere dag had ik een stenen sigaar en zei: ''Opa, hier een
lekker rokertje!'' Opa pakte hem aan, terwijl ik dacht, dat hij het wel
zou merken. Maar nee, hij deed hem in zijn bovenzakje van zijn colbert
en zei:''Nou, dat is een beste!''. Men begrijpt, de volgende week
vrijdag smeet hij die sigaar op mijn bureau, waarop we allemaal in de
lach schoten. Als pleister op de wonde kreeg hij nu een doos echte sigaren.
Dan de volgende story: mijn moeder was jarig en mijn vader zou opa in
het Flevo Huis ophalen. Om 10.30 uur gaat de telefoon en opa zei:
''Wiet, kom je me zo halen?'' ''Ja, opa'' zei mijn vader, maar ging
rustig door met de krant te lezen. Tegen 12 uur weer telefoon: ''Wiet,
kom je me nu halen?'' Vader: ''ja opa, ik kom zo.'' was het antwoord. Om
ca. 14 uur gaat de telefoon: ''Wiet, ik ben al wat dichterbij, want ik
zit in Café Het Vosje in de Borneostraat''. Vader: ''Ja, opa, ik kom zo''.
Enfin, tegen 4 uur, zegt mijn vader: ''Ga jij opa maar even halen'', dus
ik met de auto naar Café Het Vosje. Daar aangekomen bleek, dat opa van
zijn kruk gevallen was, toen hij een paar borreltjes achter zijn kiezen
had. Ze hebben hem toen in een taxi gezet, die hem naar het Flevo Huis
heeft gebracht. Ik dacht, wat zal ik nu doen? Zijn oudste dochter is
toch jarig en daarom reed ik naar het Flevo Huis. Daar aangekomen ging
ik naar zijn kamer, waar opa ontzettend lag te ronken. Ja, omdat ik er
toch was, schudde ik hem aan de schouder en zei:''Opa, ik kom je halen,
want je dochter Jans is jarig!''. Er ging 1 oog open en opa zei:''Krijg
nu ook maar de klere!'', draaide zich om en ging verder slapen.
Op de begrafenis van mijn opa op de Nieuwe Ooster Begraaf plaats in 1975
ging de familie na afloop naar het café aan de overzijde en er werden
allerlei wetenswaardigheden over opa verteld, waardoor er enorm veel
gelachen werd. Dit is de enige begrafenis, waar ik in mijn leven
onwillekeurig zo een lol heb gehad.
Louis Biesbrouck
Herinneringen aan opa Brijde, hij hield wel van een borrel
Loek Biesbrouck schrijft over zijn grootvader:
Hij is geboren op 25 oktober 1888 en getrouwd op 23 oktober 1914 met Jansje Zwaneveld (11-2-1896). Zij kregen 13 kinderen waarvan mijn moeder de oudste was. Zij is geboren op 17 februari 1915
386 keer bekeken