Pas vele jaren na de oorlog kwam ik te weten, dat mijn vader met andere gevangenen een barre treinreis van Amersfoort naar Wenen gemaakt hadden. Opgesloten als beesten in een wagon, zonder eten en mochten even de wagon uit als deze stil stond en wat sneeuw eten voor de dorst. Uiteraard was er geen WC in die wagon, zodat je je kunt bedenken, hoe zij in het kamp Oberndorf an der Ebene aankwamen.
De gevangenen moesten aan de spoorlijn werken en af en toe kwam er een snelle trein langs. Slechts 1 keer heeft mijn vader verteld, dat er in het kamp mensen dood gegaan waren, omdat die hun ene snee brood van die dag ruilden voor een sigaret en daar mijn vader vertelde, dat hij glazenwasser was, mocht hij de ramen wassen van de barakken, maar hij zag kans om iedere paar dagen de ramen bij de kok te doen en zo iets te stelen, als de kok niet keek. Ook de herders hond van de kampcommandant heeft af en toe honger geleden, als mijn vader het goede vlees voor zijn neus weggekaapt had.
Op een dag, ik denk in maart 1945 kwam er een trein langzaam voorbij en met z’n drieën zijn ze achterop gesprongen en zo uit het kamp gevlucht. Zij hebben gelopen van Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, België naar Nederland. Op 30 april in Maastricht kreeg hij een pasje van de geallieerden om naar zijn zuster in Nijmegen te gaan, daar Amsterdam nog door de duitsers bezet was en heeft daar enkele weken gezeten. Bedenk wel, dat er geen post was, geen telefoon en pas ca. 15 mei kwam hij in Amsterdam aan. De zuster Corrie van mijn moeder zag hem uit de tram stappen en hing aan zijn arm om hem thuis te brengen. Ik zat toen op het stoepje voor onze deur, toen mijn tante Corrie riep: ”Je vader is terug” en we waren erg gelukkig dat hij nog leefde.
Een minpunt was wel, dat hij bij de Gemeente Amsterdam om onder- steuning vroeg, daar hij geen werk en geen geld had. Dit werd hem geweigerd, doordat hij geen papieren kon overleggen. Boos zei hij tegen deze ambtenaar: “Denk je, dat ik naar het kamp terug ga om mijn papieren te halen?”
Van geleend geld heeft hij toen weer een laddertje gekocht en met veel pijn en moeite zijn bedrijf weer van de grond opgebouwd.
In 1965 heb ik het bedrijf van mijn vader overgenomen en door hard werken heeft dit mij in staat gesteld aan de Universiteit van Amsterdam te studeren en mijn bul te halen als Meester in de Rechten.
Mijn vader was apetrots op zijn zoon, die dit behaald had en vertelde dit aan Meester van Harten van de Linnaeusschool, bij wie ik in de klas gezeten had. Deze kwam speciaal naar kantoor om mij te feliciteren en zei: ”Jij bent geworden, wat ik ooit geweest ben, n.l. Meester”, maar nooit die officiële titel gehaald had.
Daar mijn vader op 4 mei 1915 geboren was, vierden wij dan zijn verjaardag op die dag. Maar men kan zich voorstellen, dat op deze dag bij de Nationale Herdenking wij altijd thuis de 2 minuten stilte in acht namen en telkens weer de tranen vloeiden, als wij dan weer aan Keesje moesten denken.Â
Mr Louis Biesbrouck