Ik heb altijd aardig mensen om mij heen
Rob heeft nooit een relatie gehad. “Ik vond wel eens een meisje leuk, maar er is niets van gekomen.” Rob voelt zich absoluut niet alleen of eenzaam. In 2009 is hij gevallen in de gang thuis en heeft zijn been gebroken. Hij is in het OLVG geopereerd en heeft daarna gerevalideerd in het Flevohuis. In zijn linkerbeen zit een pen. Voor die tijd liep hij zelfstandig. Nu kan hij helemaal niet meer lopen. Met diverse hulptroepen lukt het hem een goed en fijn leven te hebben. “Ik heb mijn beperking nooit erg gevonden. Ik heb altijd aardige mensen om me heen. Het contact met onze familie was hecht. Veel familieleden leven helaas niet meer of wonen te ver weg voor mij. De buren zijn aardig, ze zwaaien maar verder hebben we geen contact. Naast de hulptroepen heb ik goed contact met mijn neef en zijn partner.”
Het is Rob’s grote droom om thuis te kunnen blijven wonen en niet naar een verzorgingshuis te hoeven. De thuiszorg komt vier maal per dag langs: uit bed halen, wassen, maaltijden verzorgen, naar bed brengen. “Helaas heb ik een keer meegemaakt dat er een medewerker van de thuiszorg een tijd lang geld voor de boodschappen in haar eigen zak stak. Verder alleen maar positieve ervaringen met de thuiszorg. Sommige thuiszorgmedewerkers ken ik al 25 jaar!” 2 maal per week komt er huishoudelijke hulp via organisatie Emile Thuiszorg. “Allemaal leuke jonge studenten. Emile werkte eerst bij een andere organisatie. Hij was niet blij met de manier waarop de thuiszorg daar geregeld was en is een eigen organisatie gestart. Nu zitten ze in alle universiteitssteden.”
Stamppot zuurkool en suikerbieten
De oorlogsjaren waren ingrijpend voor Rob zoals voor iedereen. “Aan het begin van de oorlog was ik 10 jaar. Dan besef je nog niet zo goed wat er gebeurt. De laatste jaren hebben er bij mij ingehakt. Als ik aan de oorlog denk, komt er altijd meteen een beeld boven. Op een zondagmorgen gingen we met het gezin met de stoomtrein naar familie in Hilversum. We reden langs de Transvaalkade en zagen hoe Joodse mensen een vrachtwagen in werden geknuppeld onder het zingen van Hebreeuwse liederen. Dit beeld staat op mijn netvlies gebrand. Onschuldige mensen die zo behandeld worden omdat ze anders zijn. Vreselijk! Ik sta open voor iedereen. Er kwam eens een jongedame van de thuiszorg met een islamitische achtergrond bij mij. Ze droeg een hoofddoek. Zij vertelde dat ze in dezelfde buurt bij mensen was weggestuurd omdat ze een hoofddoek droeg. Ze belde het kantoor van de thuiszorg en zij zeiden ‘ga maar naar meneer Te Nuyl’. Bij mij is iedereen welkom. Ik word heel boos van racisme. Dat is een gevoel dat door de oorlog heel sterk is geworden.”
“Honger was vooral de laatste jaren van de oorlog heel erg. Op school zat ik naast de dochter van een kruidenier. Haar vader had een winkel bij het Muiderpoortstation. Ik mocht vier maal per week samen met een paar andere klasgenoten bij de familie eten tussen de middag. Bruine bonen of havermout. Mijn ouders aten vaak van de gaarkeuken. We aten ook wel soep van aardappelschillen. Ik kan me nog goed herinneren dat mijn moeder stamppot had gemaakt van zuurkool en suikerbieten. Ome Willem van de snoepkar bij Zeeburgia, kwam op een dag huilend bij ons aan de deur omdat hij zo’n honger had. Mijn moeder heeft hem toen de stamppot gegeven en als een hond slokte hij het eten naar binnen. Dat zal ik nooit vergeten. Daarop beloofde ome Willem mij dat ik na de oorlog als eerste een flesje limonade van hem zou krijgen. Daar heeft hij zich aan gehouden!”
“Ik heb veel herinneringen aan de oorlog. Als er een razzia was, verstopte mijn vader zich onder de vloer. Hij had een paar planken in de vloer losgemaakt en kroop dan onder de grond. Soms kwamen de Duitsers langs de deuren om fietsen te confisqueren. Als we wisten dat ze zouden komen, schuilden wij bij de buren en waren we zogenaamd niet thuis. Dan hoefden we onze fiets niet af te geven. We woonden vlakbij het spoor waar voedseltransporten van de Duitsers voorbij kwamen. Regelmatig waren er bombardementen van de Amerikanen op die transporten. De bommen sloegen vlakbij in. We schuilden dan in de gang bij ons beneden met alle buren. Kerkklokken werden in beslag genomen en van het koper werden kogels gemaakt. Jongeren klagen nu met corona dat ze er niet uit kunnen, maar in de oorlog konden we er 5 jaar niet uit.”
lees verder :Gewoon doorgaan 3