Werken in 'Het Vak'
Esther heeft ook een werkzaam leven, gehad in ieder geval. Als het dossier van Het Bureau in 1933 wordt opgemaakt, wordt genoteerd dat zij ‘geen beroep’ heeft. Maar het dossier vermeldt ook dat zij roosjessnijdster is (roosjesslijpers worden zo genoemd omdat diamanten 59 facetten hebben om te slijpen en dan lijken ze op een roosje). Zij had met andere woorden wel degelijk een beroep. Zij is lid geweest van de Algemene Diamantbewerkers Bond (ANDB). In het dossier staat zij genoemd als lid, later is dit doorgehaald. Esther wordt lid van de ANDB in 1912. Er is van haar een lidmaatschapskaart (archief IISG), zij is lid van vakgroep 7 no. 742 (later 224). Tussen 1912 en 1921 is zij regelmatig werkloos. Via de ANDB krijgt ze dan een uitkering. Op 24 april 1922 bedankt ze als lid van de ANDB. Op haar lidmaatschapskaart staat vermeld: ‘wegens voortdurende werkloosheid’. In 1921 is Esther echter ook bevallen van haar zoon Mozes. Zij krijgt via de bond zelfs een ‘uitkering bij bevalling’, het bedrag dat wordt uitgekeerd is fl. 10,- (nu € 60,21)!
Weer aan het werk
In 1925 gaat zij weer aan werk in het vak (en wordt ook weer lid van de ANDB), maar het is niet echt een goede tijd voor de diamantsector. Elk volgend jaar is zij wel een aantal weken werkloos (in 1927 zelfs 31 weken). Vanaf 1930 is zij bijna continu werkloos. In 1930 krijgt zij nog een uitkering via de ANDB van fl. 280,80 (verdeeld over de 40 weken die zij werkloos was), daarna stop de uitkering. Nu zou dat ongeveer € 2142,15 zijn. Volgens haar lidmaatschapskaart bedankt zij per 30 januari 1934 als lid, nu definitief. Zij heeft gewerkt bij de firma Z. Hammelburg (aan de Nieuwe Prinsengracht, nummer 50) waar ze fl. 23,50 per week (= € 203,50) verdiende.
Op het moment (3 maart 1933) dat Frederik een aanvraag indient bij het Bureau, heeft Esther ‘geen beroep’ en geen inkomsten. Het eerste klopt natuurlijk niet, ze had wel een beroep; alleen heeft ze geen werk en daardoor ook geen inkomsten.
Dat Frederik een aanvraag indient bij Het Bureau heeft mede te maken met het wegvallen van de inkomsten van Esther. De belangrijkste reden is echter het economische klimaat. Het duurt nog tot 1933 voor hij om hulp aanklopt. Zijn eerste hulpvraag betreft ‘handelsgeld’. Handelsgeld is een vorm van steun die in de vorm van contanten of bonnen wordt gegeven. Het uitgekeerde handelsgeld hoeft niet te worden terugbetaald. Doel van deze vorm van uitkering of steun is dat de vrager het eigen inkomen weer kan verdienen. Het uitgekeerde bedrag mag niet worden gebruikt om uitstaande schulden te betalen.