Mijn vader was in 1912 als onderwijzer benoemd aan de christelijke school op de Linnaeusparkweg, die later te klein werd en vervangen werd door de nieuwe school Hogeweg 61/63. Vader had zijn eerste diensttijd als militair ontvangen in de Oranje Nassaukazerne bij de Muiderpoort. Daarna werd hij landstormer, zoals velen van zijn lichting. Ze werden, indien nodig, ingezet voor bewaking en dergelijk. Het burgerberoep kon daarnaast gewoon worden uitgeoefend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd vader in 1916 weer opgeroepen, hij diende de oorlog uit in Uithoorn, zijn geboortedorp. In de periode als landstormer moest vader op gezette tijden het uniform weer aantrekken om in oefening te blijven. Meestal bestond dat uit het maken van lange marsen, meestal op woensdag- en zaterdagmiddag. Tijdens de marsen heerste er een streng consigne: niet spreken in de bebouwde kom. Daarbuiten was onderling gesprek toegestaan. Op een mooie woensdagmiddag liepen de landstormers van vaders lichting een lange mars door onder andere de Indische buurt. Daar werd het commando: ‘Klep dicht!!!’ gegeven. Dat betekende strak voor je uit kijken, zwijgen en nergens op reageren. Kinderen liepen graag een eindje mee; velen zaten op de school waar vader lesgaf. Ze herkenden hun meester tussen alle andere militairen en riepen hem vrolijk toe: “Ha, die meester!" Mijn vader kon wel door de grond zakken. Wat moest hij doen? Gehoorzaam zijn aan de militaire wet en zwijgen of zijn onderwijzershart laten spreken en de kinderen vriendelijk terug groeten? Het was een akelig dilemma, de kinderen bleven maar meelopen en roepen: “Ha, die meester!". Vuurrood werd de arme man, maar hij zwichtte uiteindelijk voor het gezag en groette niet terug, liep door zonder de kinderen te willen zien. Hij vertelde me later dit een van de ergste dingen te hebben gevonden van zijn diensttijd.
Ha, die meester!
Er heerste een streng consigne: niet spreken in de bebouwde kom.
4321 keer bekeken