Mijn zus en ik hadden allebei een nieuwe autoped gekregen. Met de buurmeisjes van Lijmberg ging ik met de step aan de hand een eindje lopen. We gingen buiten ‘mijn’ gebied, maar ik vertrouwde er op dat ik wel terug naar huis zou komen, want de buurmeisjes waren ouder dan ik. We belandden op de Transvaalkade tegenover de dierenwinkel, en toen zag ik een paar ‘gekken’ aankomen. Dat waren licht geestelijk gehandicapten, mensen die vaak twee aan twee liepen, van de fabriek naar huis of omgekeerd. Ik schrok zo erg van ze, dat ik mijn step losliet. Die viel in het water van de Ringdijk. Ik holde snel naar huis, en later brachten de meisjes de step naar huis, helemaal onder het kroos.
In de Ringdijk kon je met een schepnetje (wat je kocht voor 25 cent of zo bij de dierenwinkel op de Ringdijk), op stekelbaarsjes vissen. Ik had vaak een hele emmer vol, en gooide ze aan het eind van de dag weer terug. Een keer ging ik vissen met buurjongen Martin Bunder. Aan het eind van de Ringdijk, bij de brug over de Middenweg, liep de kademuur sterk omhoog. Martin droeg mijn emmertje met stekeltjes en viel dus van die muur in het water. Al mijn stekeltjes was ik kwijt! Martin werd door een man met een heel lange arm (zo leek het toen) weer uit het water gehaald.
Ook kwam ik eens een keer uit school en toen was er een klein meisje in de Ringdijk gevallen. Ze was er al uitgevist toen ik er bij kwam en werd door een politieagent op zijn paard gehesen. Ik stond vlakbij dat paard en keek recht omhoog naar zijn hoofd. Wat was dat beest groot! Jarenlang heb ik gedacht dat er twee soorten paarden waren: ‘gewone’ en paarden met heel lange benen!