Hennie Lansen woonde als kind aan het Archimedesplantsoen in de Watergraafsmeer en zat er op de Van der Waalsschool in de Copernicusstraat. Doordat ze al jong de krant begon te lezen om er achter te komen wat een Burgeroorlog was (1936 in Spanje) kreeg ze ook de aanloop naar ‘onze’ oorlog mee.
Kort na de Duitse inval verhuisde ze naar de Pieter Lastmankade in Zuid en ging naar het Meisjeslyceum aan de Reijnier Vinkeleskade, nu het Joke Smit-college.
Als een van de allerlaatsten heeft Hennie Lansen de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw bewust meegemaakt. Op aandringen van velen heeft de nu 92-jarige Hennie haar herinneringen opgeschreven. Ze heeft dozen vol notities, gedichten en dagboekfragmenten van haar leven als kind en jong meisje in Amsterdam: haar onbezorgde kindertijd, de bezettingsjaren en de Hongerwinter, de eerste jaren na de Bevrijding. Al die getuigenissen lagen decennialang ongezien in dozen. Ze brengen haar feilloos terug naar haar jeugd waarin ze, nieuwsgierig en met steeds meer verontrusting, de alledaagse en de grote gebeurtenissen becommentarieert. Haar ouders doen hun best te leven ‘alsof alles nog gewoon is’. Met humor en relativering geeft Hennie Lansen de lezer haar scherpe observaties mee
Als voorbeeld een gedicht uit het boek:
10 mei 1940
Het was een stralende voorjaarsdag, zoals er maar weinig bestaan.
'k Werd wakker van kanongebulder en ben toen opgestaan.
Het tere tsjilpen van de vogels werd door lawaai verscheurd.
Ik dacht: "het is begonnen, nu zijn wij aan de beurt".
Ik keek naar de wonderblauwe lucht en de bloemen in de tuin
en dacht: "nu wordt het net als Warschau, straks valt de stad in puin".
Ik ging naar de kamer van mijn ouders, vertelde het allemaal.
"Ach kindje, dat zijn oefeningen, ons land is toch neutraal".
Mijn broertje huilde; mijn ouders kwamen toch maar uit hun bed.
We liepen naar buiten en bij de buren werd de radio aangezet.
Rare meldingen over Heinkels en een Duitse parachutist.
Mijn moeder begon te huilen: "Wat gek, dat Hen dat al wist".
Ik moest "gewoon" naar school gaan, die was vlak in de buurt;
we zongen er het Wilhelmus en werden naar huis gestuurd.
Het werd een wonderlijk leven: vaak spelen bij het plantsoen,
bij luchtalarm naar binnen en heel veel boodschappen doen.
Een paar dagen later: de Koningin en de regering gevlucht;
de olietanks aan de haven in brand en pikzwarte rook in de lucht.
Op 14 mei de grote klap: Rotterdam gebombardeerd!
De dag daarop een nieuw begrip: we hebben gecapituleerd.
Er viel een zware doffe stilte, de wereld stond op zijn kop;
en iedereen pakte --wat moest je anders--het dagelijks leven weer op.
En iedereen dacht net als de Führer: vóór Kerstmis is het voorbij!
We wisten gelukkig niet beter; er kwamen nog vijf jaren bij !