Ik was bijna 16 toen ik van de ambachtsschool afkwam. Ik had geleerd voor automonteur. Dat kwam door een soort van familieberaad, waarin anderen beslisten dat ik dat zou gaan doen, want men zei "Ja, dat is een vak met toekomst, dat moet hij gaan doen." Mij werd dus niets gevraagd. Na die opleiding kwam ik bij een motorfietsenzaak, bij Willem Kaptein, een winkel en reparatiepunt voor motoren op de Stadhouderskade bij de Hemonielaan. Daar leerde ik veel mensen kennen, onder andere ziekenbodes, want die hadden allemaal zo'n motortje. En als die dan pech hadden onderweg, dan mocht ik mee in zo'n motor met zijspan om dat pechgeval te repareren of op te halen. Dat was wel leuk, want je was net 16 en dan stond je in dat zijvak van dat zijspan. Dan voelde je je net een wagenmenner. Een soort Ben Hur. Ja, je had natuurlijk veel fantasie in die tijd.
Ik werkte van 's ochtends half acht tot 's avonds vijf uur. En op zaterdag tot één uur ‘s middags. En daar verdiende ik twee gulden en vijftig cent mee per week. Dat was wel weinig voor die tijd, maar dat kwan omdat ik nog een leerjongen was. De fietsjongens die de bezorgingen deden voor een slager of een bakker verdienden in die tijd wel het dubbele. Het geld gaf ik aan mijn moeder. Dat moest niet maar dat deed je gewoon. Ik gaf het anders toch niet uit. Wel kreeg ik wat zakgeld.
Ik heb het maar negen maanden bij die motorbeweging uitgehouden. Ik was ook niet zo ‘auto minded’. Na negen maanden was ik het dus meer dan zat. De eerste dagen durfde ik thuis ook niet te vertellen dat ik met dat baantje gestopt was. Dan ging ik 's ochtends gewoon de deur uit , maar na twee dagen kwam het uit.
Mijn eerste baan
De familie besliste welk vak ik moest gaan doen. Aan mij werd niets gevraagd.
2656 keer bekeken