Mijn overbuurvrouw Willy had één kameraad, haar hondje Tatsje, een Chihuahua. Tatsje was dikwijls ziek en kwam nooit buiten. "Dat is niet goed voor hem," zei Willy. Steeds vaker moest de kleine hond naar de dierenarts.
Op een avond belde ik mijn overbuurvrouw weer eens op. De telefoon werd met gepijnigde stem opgenomen: "Tatsje is net gestorven." Ik besloot om naar Willy te gaan. "Ben je dan niet bang voor een dode hond?" vroeg Willy nog.
Samen met mijn man Franco ging ik naar de inbedroefde Willy. Er volgde een echte plechtigheid. Franco sloot, op verzoek van Willy, de ogen van de dode hond en legde het hondje in het doodskistje dat Willy aanwees. Willy liet koperen plaatjes met gedachtenistekst voor op de kist zien. Uit diverse laatjes haalde zij fotolijstjes en foto's van haar moeder, man, zus en zwager en van haarzelf. Zij sprak een speciaal gebed uit terwijl ze de foto's in de lijstjes stak. Dan zong ze en vlijde ze de reliekfoto's zachtjes in het kistje. Gedrieën omarmden wij elkaar. En na een laatste lied gingen Franco en ik naar huis.
De volgende dag werd Tatsje begraven. Vanuit onze raam zagen we de zonderlinge 'stoet'. De tuinman van Willy droeg het bedekte kistje, op afstand ....... en in gedachtenis gevolgd door Willy met een witte roos. Langzaam verdween de stoet op weg naar een waardige, niet-nader benoemde rustplaats. Twee weken later stierf ook Willy. Zij was 75 jaar oud. Voordat zij stierf schreef zij nog een gedicht: "En met mijn hond loop ik de ruimte in; waar alles nieuw wordt, als in het Begin."