Er zaten maar liefst 5 slagerijen in de straat, dus de concurrentie was groot en er moest hard gewerkt worden. Een flinke periode zelfs tot ver na middernacht om de aan de pui bevestigde automaten te vullen met slaatjes, croquetten en nierbroodjes. Daarvoor was zoveel belangstelling, dat de produktie geen moment kon worden stopgezet.
Elke avond na sluitingstijd werd de winkel schoongemaakt. De aardappels werden dan vast opgezet en van mij werd dan verwacht, dat ik het gas lager zou draaien als ze kookten. Met m'n neus in een leesboek vergat ik echter vaak de omgeving om me heen en aangebrande aardappels waren dan ook geen zeldzaamheid.
's Zaterdagsavonds was het grote schoonmaak en verheugde iedereen zich op de vers gebakken saucijzenbroodjes, die door een bevriende banketbakker gebakken waren met het uiteraard door mijn vader geleverde gehakt en die in een hele grote houten gebaksdoos werden afgeleverd. Iedereen smulde ervan maar zelf was ik als het kind van de bakker, dat geen brood lust, want ik liet de traktatie aan me voorbij gaan en at liever boterhammen met kaas of hagelslag.
In de vijftiger jaren was het dagelijks leven niet voor iedereen even gemakkelijk. De bakker, de melkboer en de bode kwamen bij de mensen thuis langs. Dat betekende dat ze de hele dag trappen op en af moesten lopen om dan te horen te krijgen: "een halfje bruin, bakker", "vandaag niet, melkboer" of ze moesten nog een keer heen en terug omdat mevrouw een halve liter karnemelk wilde i.p.v. een hele of twee krentenbollen en een donker roggebrood i.p.v. de produkten, die de bakker mee naar boven had genomen. Om nog maar te zwijgen van de kolensjouwers, die grote balen anthraciet e/o eierkolen naar de zolders op 4-hoog moesten brengen.
Als kind, opgroeiend in Amsterdam-oost heb ik zelf mooie herinneringen. We konden (voet)ballen, hinkelen, tollen, touwtje springen. 's Avonds liep er iemand door de straten om de gaslantaarns aan te steken. Mijn vader kocht zijn eerste auto; een Morris Minor waarvan ik nu nog het kenteken weet. Het draaiorgel kwam door de straat evenals het tamboerkorps, de schillenboer haalde 3x in de week het groente-afval op, de vuilnisauto leegde 2x in de week de vuilnisbakken en er was een dienst, die ze schoonmaakte. En voor mijzelf ging mijn grootste wens op tienjarige leeftijd in vervulling toen ik een broertje kreeg. Als kleuter was ik al begonnen daarom of om een zusje te zeuren en jarenlang hadden mijn ouders me elke avond schoteltjes suiker voor de ooievaar in de vensterbank laten zetten......
Aan ons leven in en om de slagerij kwam een einde toen op een dag Willie Beer, de vleesgrossier die tegenover ons woonde, geheel onverwacht een bod op de slagerij deed. Kennelijk was het bedrag dermate interessant, dat mijn vader de zaak verkocht en zelf iets heel anders ging doen.
Toen onze ouders in 1992 50 jaar getrouwd waren, maakten mijn broer en ik een nostalgische reis door Amsterdam met ze. Toen we een praatje gingen maken met de slager, die toen zijn zaak in Pretoriusstraat 55 had, haalde hij tot verbijstering van onze ouders een groot boeket bloemen van onder de toonbank tevoorschijn en gaf dat aan onze moeder. Voor onze vader lag er een nog onuitgebeend stuk vlees klaar zodat hij ter plekke uit kon proberen of hij het slagersvak nog in de vingers had.
Toegegeven: de slager was natuurlijk door ons in het complot betrokken.
Voltooid verleden tijd:
herinneringen aan Pretoriusstraat 55
Van ca 1948 tot ca 1959 hadden mijn ouders een slagerij in de Pretoriusstraat op no.55. Eerst woonden we achter de winkel en later op 2-hoog erboven. Mijn vader maakte zelf alle mogelijke soorten worst, kookte en rookte hammen, rookvlees, pekelvlees, lardeerde de zelf gekookte lever, enz. Hij heeft daarmee vele eerste en ereprijzen gewonnen op de slagersvak tentoonstellingen.
859 keer bekeken