Slechts heel zelden hoor je iets over de indeling en / of inrichting van een woning in de jaren dertig. Samuel is daar gelukkig een uitzondering op:
“Twee kamers vormden het middelpunt van ons familieleven: de eetkamer en wat wij de voorkamer noemden, waar de betere meubels stonden. Ik herinner mij nog goed hoe het licht door de ramen viel die op het plein uitzagen. Aan de achterkant was moeders slaapkamer, met de grote ‘lits-jumeaux’ (zo heette dat), waar ze nu alleen in sliep, en met de grote linnenkast met de spiegel. Daarnaast was de keuken, en bovenaan de trap die van de straat omhoog leidde was de nauwe W.C. die geen enkele ventilatie had. En dan was er nog een trap naar de bovenste verdieping, waar nog een klein kamertje was, een hokje met plaats voor een opklapbed en een stoel.
In de kamer waar ik met mijn broer sliep was een heel bijzonder raam, een rond tuimelraam dat op een patrijspoort van een schip leek, of op een ram van een vliegtuig of een ruimteraket… Een ander raampje ging open naar de donkere voorzolder. ’s Nachts maakten de balken griezelige onverwachte geluiden, nogal eng. Het was allemaal tamelijk krap, nauwelijks toereiken voor een hele familie om comfortabel te leven. We werden in alles beperkt en toch kon je niet echt spreken van armoede. We leefden misschien net boven de armoedegrens. We hadden geen zweem van luxe, en ook wat overal elders als absolute noodzaak werd beschouwd, ontbrak bij ons. Het huis was oud en er viel niet veel aan te herstellen of te moderniseren. We kochten alleen het allernoodzakelijkste en als er geen geld was improviseerden we meestal wel iets. De dagelijkse zorg was om genoeg geld over te houden voor de huur. We hadden nooit erg ruim geleefd, maar nu moesten we ons zonder uitzondering met het minste tevreden stellen.”
De woning aan het kastanjeplein was nogal gehorig, regelmatig hoorde Samuel de benedenbuurvrouw op haar harmonium spelen. ‘Een excuus voor een orgel’ noemt Samuel dit instrument. Gelukkig duurde ‘deze kwelling’ nooit erg lang, maar lang genoeg om het vele jaren later nog steeds te kunnen naspelen. Inmiddels speelde Samuel zelf piano en had een groot genoegen om met de buurvrouw ‘mee te spelen’, maar dan wel met een halve toon hoger. Moeder vond het misschien wel leuk, maar verbood het Samuel toch.