Nieuw Dossier, de Armenraad
Op 17 juni 1939 wordt een nieuw dossier aangemaakt. Beter gezegd, er wordt een nieuw hoofdstuk aan toegevoegd. Wat ook wordt toegevoegd is de grote stempel: ARMENRAAD, in hoofdletters! Dit hoofdstuk loopt door tot september 1941. Vandaar dan ook dat er twee inwonende personen worden genoemd. De eerste is de jongste dochter van Salomon Pront en Judith Wagenaar: Anna Pront. Judith Pront – Wagenaar is de zuster van Dina Gobitz – Wagenaar. De tweede inwonende persoon is de moeder van Judith en Dina: de weduwe Judith Wagenaar – Zomerplaag.
Judith trouwt
Dochter Judith is inmiddels ‘het huis uit’, zij is op 29 maart 1939 getrouwd met Abraham Barend. Zij wonen in de Ruijschstraat 118 III. In het dossier van Mozes zit een kort verslag van de huiselijke situatie van het prille gezin Barend. Het huwelijk, zo wordt aangegeven, is een ‘gedwongen huwelijk’. Gedwongen in de zin dat Judith zwanger is, op 9 oktober 1939 wordt dochter Ella geboren. Aanvankelijk heeft men getracht Abraham thuis te bezoeken, maar dit mislukte telkens. Abraham was aan het werk. Daarom wordt hij op het kantoor van Bureau M.S. uitgenodigd. Er moet namelijk worden beoordeeld of hij in staat is zijn onderhoudsplicht t.a.v. zijn schoonvader te voldoen.
Abraham is kleermaker en als zodanig werkzaam bij Witteboon in de Gerard Doustraat 123 huis, een reparatie-inrichting voor kleding (volgens de woningkaart). In een kleine aanvullende aantekening wordt nog geschreven: bij S. Stodel, Retiefstraat 109 (het gaat om Samuel Stodel, geboren 1893).
Judith staat nog steeds genoteerd als werkend bij Rijnsberg/Reinsberg in de Rapenburgerstraat. Vanwege haar bevalling ontvangt zij van de Centrale Onderlinge ƒ 11,95 per week. Na een kort speurwerk blijkt echter dat het wat betreft ‘Rijnsberg’ gaat om een firma of bedrijf van de Gezusters Reinsberg in de Rapenburgerstraat 167 II, later verder onder de naam: NV Confectiefabriek Reinsberg.
Abraham is lid van de vakbond, de Bond in de Kleedingindustrie. Hij steunt zijn vader met 50 cent per week, die verdient als slagersknecht ƒ 12,50 bij slagerij A. Sajet in de Lepelstraat. Maar dat is niet de enige of zwaarste financiële last die het jonge gezin draagt. Vanwege het ‘gedwongen huwelijk’ hebben Abraham en Judith voor ongeveer 200 gulden aan meubelen op afbetaling gekocht (bij de firma Nord op het Beukenplein). Wekelijks is dit een aflossing van twee gulden.
Men heeft zelf gekeken naar zijn belastingaangifte. Er wordt een bedrag van ƒ 1188 genoemd, dit is zijn inkomen over 1939. Vooralsnog hoeft hij niet bij te dragen, hij wordt voor een periode van drie maanden vrijgesteld.