Het jaar 1938 is ook het jaar dat Mozes voor het eerst naar de werkverschaffing gaat. Hij gaat op 30 mei, maar op 2 juni is hij alweer thuis. De reden voor deze snelle terugkeer is dat hij het zware werk niet aankan. Ter controle is hij naar de G.G. en G.D. gestuurd. Hij wordt definitief afgekeurd.
Hoewel de periode van werkverschaffing wel erg kort is, ontvangt hij via het G.A.B. (= Gemeente Arbeidsbeurs) een uitkering van ƒ 15,52. De laatste uitkering is gedaan op 11 juni. Verder is de situatie van Mozes niet veranderd en steun blijft daarom gewenst, ingaande op 16 juni 1938.
Op 17 augustus 1938 is een administratieve wijziging opgenomen met betrekking tot Judith. Volgens de opmerking is zij opgeroepen voor een betrekking door het G.A.B. Hoe dit is gegaan, is onduidelijk, maar Judith is zonder onderbreking van haar vorige betrekking bij Max van Straten overgegaan naar v. Hasselt op de Nieuwendijk. Daarna nog de volgende opmerking: “Zij heeft geen vaste verdiensten, blijft dus uitgetrokken voor W - - verdiensten". Misschien staat deze ‘W’ voor wisselend?
In november 1938 wordt gemeld dat Judith vijf dagen ziek is geweest. Over deze periode ontving zij aan loon ƒ 1,95 en aan ziekengeld ƒ 8,04. Dit laatste bedrag: “is als ziekengeld gekort, verder heeft zij weer W - - verdiensten”.
Soms blijven of blijken bepaalde opmerkingen onverklaard, want wat wordt er nu bedoeld met de opmerking dat het bedrag als ziekengeld is gekort? Niet op de uitkering van haar vader, dat bedrag blijft namelijk gewoon gelijk.
Een maand later heeft Judith opnieuw een andere betrekking gevonden. Zij werkt nu bij Rijnsburg in de Rapenburgerstraat. Henriëtte is in deze periode meer gaan verdienen. Zij ontvangt nu ƒ 2,10 in plaats van ƒ 1,50. Nog steeds wordt overigens een bedrag van 1 gulden genoemd als tramkosten. Hoewel een beperkte verhoging wordt wel genoteerd dat er met deze verhoging rekening gehouden moet worden met een eventuele wijziging in het gezinsinkomen.
Wat verder wordt vermeld is het feit dat de steun van de ‘N.I. diaconie’ (= Ned. Isr. Gemeente) geen 50 cent is, maar 75 cent. Dit blijkt al het geval te zijn sinds april 1936. Mozes geeft aan dat hij het bedrag van 75 cent wel op ‘zijn kaart’ (welke?) noteert, maar aan de bezoeker (= de ambtenaar die op huisbezoek komt controleren) geeft hij op dat het om 50 cent gaat. Hij geeft die 50 cent aan zijn vrouw en houdt de 25 cent als zakgeld. Deze wel zeer kleine ‘fraude’ heeft gelukkig geen verdere gevolgen, daarvoor is het bedrag toch echt te klein.