Mijn werk bij de RPS (Rijkspost Spaarbank) had nog wel als voordeel dat ik 's middags te eten kreeg. Je betaalde van je salaris voor de in de keuken van de RPS gemaakte maaltijd. Dat was voor mijn moeder een prima oplossing, want daardoor had ze meer bonnen.
Ik ben ook nog wel eens bij de Centrale Keuken geweest voor een pan schillensoep. Dat was hier ergens bij de scholen, dan werd de soep aangevoerd in grote gamellen. Vaak heb ik het niet gedaan. Wij kochten zo hier en daar wel eens iets clandestien en ik ging natuurlijk ook de boer op. Ook konden we een enkele keer brood kopen zonder bon. Dat koste wel zo'n dertig gulden, illegaal was het wel. Mijn zus Beth, die had vroeger samen in de zaak van mijn vader gewerkt met een dochter van de familie Boerlage. Die woonden toen in Aalsmeer, daar ging mijn zuster dan nog wel eens naar toe. Die hadden een enkele keer ook wel eens iets voor ons, daar in Aalsmeer hadden ze toch meer. Ik regelde een enkele keer ook wel melk, daar ging ik dan lopend voor naar Duivendrecht en zo scharrelden we wat bij elkaar.
Er liepen hier natuurlijk wel veel soldaten van het Duitse leger, maar contact had je er niet mee. Ze waren niet allemaal slecht hoor, veel van hen werden ook maar gestuurd. In een school in de Tweede Oosterparkstraat zaten Duitse soldaten ingekwartierd. Misschien ken je wel die verhalen van Nederlandse meisjes die met een Duitse soldaat getrouwd zijn? Het is wat, maar liefde overwint toch alles, ook al was het toen misschien de vijand. Maar na de oorlog kregen die het moeilijk hoor, ook die meisjes die met de NSB'ers heulden.
Achteraf realiseer je je pas wat je allemaal hebt gemist. Voor mij waren dat toch echt mijn jaren van in de twintig. Vijf jaar van je leven ben ik eigenlijk kwijtgeraakt. Misschien liepen wij minder gevaar, maar de angst als er weer eens luchtalarm was, was er toch echt wel. Natuurlijk waren er wel schuilkelders, maar daar ben ik nooit in geweest. Hier achter, bij het Eikenplein bijvoorbeeld, zat een schuilkelder.