Het huis van mijn buren is verkocht. Jarenlang was het hier in de Vrolikstraat een komen en gaan van huurders. De laatste huurders van hiernaast zijn, na lang onderhandelen met hun huisbaas, ingegaan op het aanbod voor een grotere woning in Amsterdam West. Nu gaat er verbouwd worden. Mannen met een Oost Europees uiterlijk beginnen eerst met het slopen van de binnenkant.
Op een ochtend word ik wakker en denk dat het huis aan het instorten is. Tegen de muur die de scheiding vormt met het buurhuis, staat mijn bed. Met veel kabaal hoor ik stenen achter mijn hoofd naar beneden storten. Ik weet dat een muur tussen mijn hoofd en het neerstortend puin staat, maar zo klinkt het niet. Later begrijp ik dat de slopers alles vanaf de hoogste verdieping door een soort stortgat naar beneden laten denderen. Dat stortgat bevindt zich toevallig achter het hoofdeinde van mijn bed.
Ik kijk naar buiten. In de tuin lijkt het alsof het mistig is. Het zijn de stofwolken van de sloop.
Na het ontbijt ga ik even langs bij de harde werkers in het buurhuis. Binnen is de stofdichtheid maximaal. De mannen werken zonder beschermende stofkapjes. Daar schrik ik van. Weten zij dan niet hoe ongezond dat is? Als dochter van een mijnwerker weet ik dat de vakbonden jarenlang hebben gestreden voor betere arbeidsomstandigheden in de mijn. Toen zorgde stof voor grote gezondheidsproblemen bij mijnwerkers. In de mijnen zijn ze al vóór 1948 ondergronds water gaan spuiten om het stof onder controle te krijgen. Nu zijn we zeventig jaar verder en in mijn tuin zijn stofwolken als in een kolenmijn van voor de oorlog. De Oost Europese bouwvakkers hebben geen positie om er wat aan te doen.
De hele zomer zijn de slopers bezig. Buiten zitten is voor ons buren niet mogelijk. Als ik naar het stadsdeel bel, verwijst men mij naar de projectontwikkelaar en deze verwijst mij weer terug naar het stadsdeel. Kennelijk hebben ze een vergunning om te slopen. Arbeidsomstandigheden zijn geen onderwerp meer in 2011. Niemand doet wat.
Na het slopen volgt een intensieve verbouwing. Het worden wel mooie appartementen. Een grote witte muur vormt nu een afscheiding met mijn tuin. Ik weet niet wat ik er van moet vinden. Het is uiteindelijk wel netjes afgewerkt. De woningen worden voor veel geld te koop aangeboden. Opbergruimten zijn er niet. Ook de zolder is een woning geworden.
Langzamerhand wordt duidelijk dat ik niet de enige ben met een geheel vernieuwd buurhuis. Steeds meer huizen in de Vrolikstraat zijn zo aangepakt door projectontwikkelaars en hun Oost Europese bouwvakkers. Er wonen nu jonge rijke mensen. De buurt is veranderd. Ik mis de oude buurtsamenstelling. Was het in 1990 nodig om de samenstelling van de buurt te versterken door sociaal en financieel sterke bewoners aan te trekken. Nu mis ik de buren die niet tot de sterksten horen.